1. Van kokend water, eten enz.: borrelen, pruttelen.
2. Van pers.: brommen, knorren, mopperen, morren (inz. als uiting van ontevredenheid); ook trans.: (iets) mopperend zeggen.
Een zeer typisch trekje dat de psychologen ... echter niet hebben ontdekt ... is onze nationale eigenschap om te grommelen, te preutelen en te reklameren. We zijn ... nooit tevreden, Vrouw en Wereld juli-aug. 1975, p. 14.
Opm.: In de standaardt. volledig verdrongen door pruttelen.
- Zie ook WNT XII, 4088.
Afl.: gepreutel, gepruttel, gemopper enz.; - preutelaar (Wdl.), brompot, knorrepot enz.