Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pelsen (pelzen)

betekenis & definitie

M. betr. t. kledingstukken: van bont (gemaakt), bonten; in de standaardt. vaak in een sam. met bont- als eerste lid: een pelsen kraag, een bontkraag enz.

Hij draagt een lederen klak met pelsen oorlappen, TEIRLINCK 1952, 1, 7.

Nu liep hun vrouwvolk met botten van drieduizend frank en pelsen mantels van tien, WALSCHAP 1976, 140.

< >