Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

ommendom (ommetom)

betekenis & definitie

Rondom, overal (in het rond).

Op de bladeren van de planten ommendom parelden de dikke dauwdruppels vol regenboogschitteringen, VANDEN MAELDERE 1946, 90.

Daar daalde iets in me van de blauwe lucht boven mijn hoofd, iets van het grote land ommetom, van licht en zon, CLAES 1950, 143.

De mussen ... fladderden lustig neer van uit de twee fruitbomen die armtierig langs de straatmuur stonden, en van het dak en de muren ommetom, CLAES 1955, 119.