Iem. die dagelijks heen en weer reist, inz. met de trein, tussen zijn woonplaats en de plaats waar hij werkt, studeert enz.: forens, pendelaar; ook bep.: spoorstudent.
- Daarnaast ook navet (navette) v. (<fr.), (thans w.g.) in de verb. de navet(te) doen, forenzen, pendelen (gall., naar fr. faire la navette), en navetteren zw. (<Belg.-fr.), (thans w.g.) forenzen, pendelen.
Hij was een naveteur, kwam dagelijks met de trein naar het college, CLAES 1950, 104.