1. Oma, grootmoeder, inz. in toep. op de moeder van moederskant, die - volgens de traditie - ook meter of doopmoeder is van het oudste kleinkind; ook als aanspreekvorm.
- Zie ook meemee.
Mijn kleinkinderen bezoeken, daar beleef ik schone herinneringen aan. Zeker als ze me met open armen tegemoetlopen en roepen: Meetje is daar! Vrouw en Wereld nov. 1977, p. 17.
2. Vertrouwelijk voor: oud vrouwtje; ook als aanspreekvorm: hoe gaat het, meetje.
- Zie ook mee (1)..