Onderhemd of borstrok.
Voor den duizendsten keer haalde zij uit de schuif al wat zij al gereed had, de hemdjes, de doeken, de lijfjes, plooide ze open, vouwde ze toe, WALSCHAP 1939, 52.
Ziet hij aan een waskoord, tussen twee bloesemende appelbomen, hangen: hemden, kousen, lijfjes, schorten en schortjes, en ... twee meisjesbroekjes, CLAES 1950, 65.
Opm.: In de standaardt. wel bij naaisters enz. in de bet.: deel van een jurk e.d. dat het bovenlijf bedekt: het lijfje zit te strak.