Gebrek, tekort
„Héloïse is te benijden!”, overwoog mijn moeder. „Zij zit veilig en wel te Nice! Mimosa’s, zon en bouillabaisse-a-volonté. Geen korteresse in ’t eten. Geen Sperrstunde, geen luchtalarm, geen bombardementen...”, BRULEZ 1950, 140.
Nu er gevaar bestond een winter werkeloos te blijven, gaf ze vanzelf hare begeerte op ... . Tegen armoede en korteresse had ze reeds te dikwijls moeten vechten, en om die plaag te ontgaan offerde zij instinctmatig en gaarne alles op wat mogelijk was, STREUVELS 1962, 62.