Van pers.: binnenkomen; binnenlopen, op bezoek komen; soms ook: (aan)komen, arriveren.
Mak, die inkomt, is nog het meest van al verwonderd. Hij gebaart echter van niet, TEIRLINCK 1952, 1., 66.
Eindelijk kwam zij bij ons op bezoek na haar komst per briefkaart te hebben aangemeld. Mijn vrouw had de kaart nog eens omgekeerd doch er stond niets anders op dan dat zij in de namiddag eens zou inkomen, ELSSCHOT 1960, 633.
Toen hij op de zeedijk inkwam, BROUWERS 1978, 216.