Egoïsme, zelfzucht.
Zij worden de gevangenen van hun ikzucht, onbekwaam om op te gaan in de eeuwigheid en de oneindigheid van God, Kerk en Leven (ed. Mechelen) 12/8/1976, p. 3.
Afl.: ikzuchtig (Wdl.), egoïstisch, zelfzuchtig (Hoe was het mogelijk dat ik, ikzuchtige, niet eenmaal aan mijn moederke had gedacht? VERMEYEN 1947, 42).