(Mode) In toep. op een zeer wijdvallende jurk, meestal gemaakt van soepel vallende stoffen, met lange of korte mouwen, en waaronder eventueel een coltruitje of blouse wordt gedragen; in de Franse modetaal: ‘robe housse’; in Nederl.: overgooier.
Katoenen madras voor een hoeskleedje, gefronst aan platstuk in schuindraad, opgezette zakken, Vrouw en Wereld mei 1975, p. 33.
Hoeskleedje in popeline met fronsen aan een recht platstuk met rechte kimonomouwen, Vrouw en Wereld juni 1975, p. 3Z.