Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

eerstaf

betekenis & definitie

In de verb. van eerstaf (aan), van het begin af, vanaf het eerste ogenblik.

De lezing te Z. echter, had ik van eerstaf met genoegen aanvaard. Ze verschafte mij de gelegenheid een landschap te bezoeken, dat ik nog niet kende, ZIELENS z.j., 65.

Hij heeft zich zelf omringd met jaknikkers... van eerst af kon hij me niet luchten, ik heb nooit mijn mening voor me zelf gehouden wanneer ik gelijk had, VAN AKEN 1965, 140.