Bastuba; ook: persoon die de bastuba bespeelt.
Dat de twee bombardons van de fanfare eer puiloogden dan speelden, TEIRLINCK 1952, 1, 138.
Vader Jan speelde in de grote harmonie den bombardon, LIA TIMMERMANS 1962, 21.
Afl.: bombardonnen, (op de bastuba) spelen, muziek maken (Voor eenige centen bugelden en bombardonden zij dat men hun lawaaiende muziek straten ver hoorde, VAN LOOY 1945, 62).