In de spreekt, vrij algemeen voor: as.
Hij bedacht te laat dat hij er niet bang moest voor zijn dat zijn pak vol asse zou gemorst worden, VAN AKEN 1965, 142.
Hij (legde) de hand op de keukenkachel, waarin hij met wat onvolledig uitgebrande asse en een schop kolen een vuurtje had gestookt om de soep te warmen, LAMPO 1976, 338.
Positief noemt men de huisvuilverbrandingsoven, maar de werking ervan en de storting van asse roept vragen op, Laatste Nieuws 4/8/1980.
Ook o.a.: JONCKHEERE 1957, 136. GHYSEN 1963, 102.
Sant.: assebak; assekegel; assekruis; Assewoensdag enz.