b.w.
1. Oplichten, naar boven halen. Een bocht van een touw ophalen. Het roer ophalen. De riemen ophalen.
2. Met laveeren vooruit komen, als men door terug zeilen te laag vervallen is, of als men door misgissing in de verkeerde passaat is gekomen. Het onder de kust van Sumatra ophalen: Het by de boelijn ophalen (scherp by-de-wind). Het onder den wal in de neer ophalen (oproeien).