Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-03-2023

Xantippe

betekenis & definitie

(18e eeuw) (scheldw.) boosaardige, twistzieke vrouw; feeks. Verwijst naar de vrouw van de Griekse wijsgeer Socrates, die volgens de overlevering een helleveeg was.

• 't Is een Xantippe. Zo is de zoetaardige gemaalin van Socrates tot een spreekwoord gebleven; en heeft haaren naam aangeërft, aan die haare zeden volgen. Dus noemt men zulk een zoetertje en Engeltje eene Xantippe. Gewisselyk het spreekwoord der ouden had, naar zommiger oordeel (waar aan ik dat late: want nooit heb ik dit aan myne vrouw ondervonden.) al wat grond: Een boos wyfs kop is 't slimste weêrshoofd. Daar uit voorzag die wyze natuurkundige, wat storm'er zoude opryzen, al wist men doe noch van geen weêrglas. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel II. 1727)
• Xantippe, die ... als een heel lastig meubel uitgekreten wordt. (A. Fokke Simonsz.: Verza-meling der Werken van A. Fokke Simonsz. 12 dln. 1830-1835)
• Spotnamen hebben ongetwijfeld veel voor. Zij noemen iemand niet alleen maar fotografeeren hem meteen naar zijn uiterlijKe of innerlijke eigenschappen: de Bult, de Takspoot, de Rooie Vos, Schele Meint, de Vreter, een Xantippe, een Croesus… (Eigen volk; algemeen tijdschrift voor volkskunde (folklore) en dialect voor Nederland. 1935)
• Xantippe: 'hoogst onaangenaam vrouwmens', was gehuwd met de wijsgeer Socrates, die zij — zoals het antifeministische verhaal wil — het leven zuur maakte. Net als haar boosaardige zusters serpent, katijf, helleveeg, kenau en harpij bijna weg. (Het vrije volk, 26/02/1990)
• Mag ik je er in alle bescheidenheid op wijzen dat ik het fappen heb uitgevonden noch verbeterd. Adam handkarde al, want je zal maar met die Xantippe van een Eva zitten opgescheept in die saaie kuttuin. (HP/ De Tijd, 09/2021)