Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-07-2021

x-factor

betekenis & definitie

(2004) gave of talent waardoor iemand meer uitstraling of aantrekkingskracht heeft dan een concurrent.

• Gabi mag dan niet de stem hebben van een Idol, maar haar x-factor, zou de Idols-jury zeggen, is top. (Jan Eilander: Rafael. 2004)
• (Wim de Block: Het grote foute clichésboek. 2007)
• Ik mompel iets over een zelfhulpboek om je x-factor te vinden, maar het blijft stil aan de andere kant van de lijn. (Susan Smit: Letterhonger. 2008)
• Ja, ik moest van haar zeggen dat je van tevoren moet oefenen, anders sla je dicht. Ze bereiden je er niet op voor, ze overvallen je ermee. Dat is het gemene. Maar maak je niet druk, volgens mijn zus heb jij de x-factor, je gaat het halen. (Carry Slee: Your Choice. Hot or not. 2008)
• Een groot artiest als hij ziet gelijk dat ik de X-factor niet heb. Hij zal zich kapot vervelen. (Heleen van Royen: De hartsvriendin. 2013)
• Charisma is iets ongrijpbaars, dat in moderne tijden daarom ook wel de x-factor wordt genoemd. Als we allemaal de x-factor zouden hebben, zou het niet meer opvallen. (Paulien Cornelisse: Taal voor de leuk. 2018)