Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-08-2021

wollen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (sold.) slapen. Syn.: op de lijn ab* gaan liggen; ibo'en*; knoeren*; maffen*; meuren*; oeroesen*; pitten*; rekliggen*; sparren*; strozakken*; onder de vellen* gaan.

• Wollen. Slapen. (Verouderd). (Onze Volkstaal. Deel 1. 1882: Lijst van Woorden gebruikelijk aan de Koninklijke Militaire Akademie)
• Wollen, (k.m.a.), slapen, van onder de wol, d.i. de dekens, liggen. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Slapen heet in de kazerne „bronzen", maar meer algemeen „maffen". Het avond-appel noemt men „maffen geblazen", te bed liggen: „op den rug staan' of „wollen". (de Sumatra Post, 17/12/1914)