Wat is de betekenis van Wollen?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

wollen

(19e eeuw) (sold.) slapen. Syn.: op de lijn ab* gaan liggen; ibo'en*; knoeren*; maffen*; meuren*; oeroesen*; pitten*; rekliggen*; sparren*; strozakken*; onder de vellen* gaan. • Wollen. Slapen. (Verouderd). (Onze Volkstaal. Deel 1. 1882: Lijst van Woorden gebruikelijk aan de Koninklijke Militaire Akademie) • Wollen, (k.m.a.), slapen, van...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wollen

wollen - Bijvoeglijk naamwoord 1. gemaakt van wol Hij draagt sinds kort weer wollen sokken. Woordherkomst Afgeleid van wol met het achtervoegsel -en

2024-04-26
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Wollen

Wollen - slapen.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wollen

wollen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wol-len 1. gemaakt van wol ♢ ik draag graag een wollen vest Bijvoeglijk naamwoord: wol-len

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wollen

adj., wollen.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

wollen

1. wollen, van wol; eine wollene Decke, een wollen deken. 2. willen; zullen; gelieven; das will nichts sagen, dat betekent niets; die Blume will sich öffnen, de bloem is op ’t punt open te gaan; es wollte und wollte nicht auf hören, het wou maar niet ophouden; er wollte sich totlachen, hij lachte zich bijna dood; dem sei wie ihm wol...

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wollen

bn., van wol (vervaardigd): wollen kousen; wollen stoffen.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wollen

bn. (van wol): een wollen das, deken.