1) (1911) (mar.) avondschaften.
• De „boontjes" verschijnen om twaalf uur op tafel. In den namiddag kocnt er koffie met brood en die maaltijd draagt in marinetaal den onlogischen naam van „theewater". (Algemeen Handelsblad, 15/09/1928)
• “Theewater! Aan je bakken!” roepen de matrozen. (K. Norel: Bij de marine. 1971)
• Bij de marine kent men de uitdrukking 'van gortschaften tot theewater'. Gortschaften deed men aan boord als eerste ontbijt. ... Tussen gortschaften en theewater ligt dus alles wat met de dagelijkse dienst te maken heeft. ... (Onze Taal. 1991)
2) (19e eeuw) (euf. of sch.) sterke drank. 'Boven zijn theewater zijn': dronken zijn. Reeds bij Harrebomée.
• Maar Flanor, ofschoon hij bleek werd van kwaadheid en boven zijn theewater was, vermande zich, ten einde nu geen twist te krijgen en keerde het ondier den rug toe. (Klikspaan (Johannes Kneppelhout), Studenten-typen. 1841)
• (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Hij deed alsof hij een beetje boven zijn theewater was. (Bernard Canter: Kalverstraat. 1903)
• 't Was een goedhartige kerel en leuk! - vooral als ie 'n klein beetje boven z'n theewater was. (Handelsblad, 27/01/1915)
• Verder op zat nog 'n weduwe van 'n kaptein, liepen ze ook nog 's an om een hikkertje, zoodat Jors dan wel 's een beetje boven z'n theewater raakte. (M.J. Brusse: De lotgevallen van d’n Ouweheer Dorus. 1926)
• Maar ik zeg niets; ik ben immers ver en ver boven mijn theewater. (Richard Perridon: Ik lijk op ‘t lijk. 1959)
• Toen ik voelde dat ik over mijn theewater zou gaan, kroop ik overeind en nam met een rond gebaar afscheid. (Marnix Gijsen: Verzameld werk. 1977)
• Gina, die boven haar theewater was, riep hem woorden van ergernis na. (Ben Borgart: Fontana. 1988)
• Ze is linkshandig en alle dagen aan de borrel, ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. En nooit boven haar theewater. (Catalijn Claes: Neem mij zoals ik ben. 2012)
• ‘Ik ben duidelijk boven mijn theewater gegaan.’ hoor ik mijzelf tegen Hendrik zeggen. (Co Pee: Afhaalchinees. 2016)
