1) (19e eeuw) (schol.) zakken voor het examen. In Vlaanderen ook: na de klas in school moeten blijven.
• Bakken, w. Tot straf na de klas in de school moeten blijven. (A) Dieën deugeniet van 'ne' jongen moet alle dagen bakken. Al die nie' wijs is, zal over noen en over al moeten bakken. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)
• Erg slimme leerlingen hebben in de daarvoor bestemde dagen de repetitieziekte of dito-koorts. Biijven zitten: bakken, zakken, hangen, stralen, druipen. (De Preanger-bode, 10/08/1912)
• Schooltaal: Spijbelen. Blokken. Spieken. Een herretje (herexamen). Bakken (blijven zitten). De Dirk (directeur). (Elke school, ja elke klas heeft z'n eigen woorden.) (J. Mathijs Acket: Stijlstudie en stijloefening. 1918)
• (Dr. P.H. Schröder: Van Aalmoes tot Zwijntjesjager. 1980)
• Ze spreken studententaal. Voor een tentamen kon je „bakken", iemand woonde in een „verdomd lollige kast" en om de haverklap (om de paar regels) vond iemand iets „verdomd mieters". (De Volkskrant, 12/04/1985)
• Blijven bakken lijkt niet prettig, maar je doet het gewoon een jaartje over, ik bedoel, het is niet zo moeilijk als het lijkt, want je doet het gewoon nog een keer. (Peter Langendam: Morgen gebeurt het. 2007)
• En de andere twee begonnen in havo/vwo. Paar keer blijven bakken en nou zitten ze bij ons in de brugklas. (Lydia Rood: Kus me. Kus me niet. 2011)
2) (1974) (homotaal) regelmatig urinoirs (trefpunt van homo's) frequenteren. Ook wel: baklopen. In het Engelse slang: cottaging.
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988)
3) (1978) (inf.) zonnebaden.
• ... of de zomer daar weer voor, egaal bruin te bakken aan het strand van Torremolinos. (Cornelis Buddingh: Een mooie tijd om later te worden. 1978)
• In een ligstoel bruin bakken aan het strand. Was niets voor haar. (Helen Knopper: De pretentie: kroniek van een kantelend evenwicht. 1993)
• Ideale reisgidsen voor wie lekker 'bakken' aan het strand wil combineren met actieve vormen van ontspanning. (de Kampioen, juni 1999)
• We moeten hen op de feiten drukken terwijl ze in de zon liggen te bakken. (Katja Schoondergang: Bewezen diensten. 2011)
• We lachten hem uit: wie ging er nu in hemelsnaam ”s middags uit, dan lag iedereen toch op het strand te bakken? (Kluun: DJ. 2017).
4) (1913) (stud.) met een (huur)rijtuig of bak(kie)* gaan rijden.
• Bakken: gaan rijden. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)