Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-01-2022

k

betekenis & definitie

1) (1960+) (euf.) kanker. Alleen de eerste letter wordt uitgesproken, de rest wordt angstvallig verzwegen. De afkorting klinkt dan ook veel minder cru. Eenzelfde strategie (bij eufemismen heel populair) vinden we o.a. terug bij tbc. In 1961 belandde provo en antirookmagiër Robert-Jasper-Grootveld, na protestacties tegen de consumptiemaatschappij en het symbool daarvan (de sigaret), in het huis van bewaring omdat hij sigarettenaffiches met de letter K had beklad. Een ander eufemisme voor kanker is ‘de gevreesde ziekte’. Amerikanen hebben het doorgaans over the Big C (de ziekte die John Wayne velde).

• Hij heeft K zeiden ze door de telefoon. (Jan Wolkers: De hond met de blauwe tong. 1964)
• 'Wat heeft zij dan? Heeft zij een ongeluk gehad?'
'Kaa,' zei Karel. Het klonk ijl, nederig. (Hugo Claus: Het jaar van de kreeft. 1976)
• De zoon van de baas had het over K. Ineens heb ik dus K. (Elsevier, 08/10/1994)
• ‘Hij heeft K,’ zei ze. Het woord kanker nam ze niet zomaar in de mond, dat bracht immers ongeluk. (Sytze van der Zee: Potgieterlaan 7. 1997)
• Persoonlijk vind ik 'K' juist veel enger klinken dan kanker en vind ik 'mannelijk geslachtsdeel' oneindig veel viezer dan 'pik'. (De Groene Amsterdammer, 19/02/1997)
• Ze drinken veel melk daar. Maar ja, daar kan je ook al K van krijgen. (Vrij Nederland, 01/10/2005)
• Mijn moeder was niet zielig te krijgen, hoewel ze natuurlijk wist dat ze doodging. In die jaren ging je dood als je kanker had. Er werd totaal niet over gesproken, dus ook niet als K of zo. (Violet Falkenburg: Van hoelahoep tot Hyves. 2010)
• Het is vroeger. De tijd dat je nog geen ‘kanker’ zegt, maar ‘K’, en dat is besmettelijk, je spreekt die letter dan ook fluisterend uit, een gefluisterde K. (Hans Dagelet: De man met de vier o's. 2011)
• Magere Hein ligt al op de loer. Hij heeft de grote K voor me meegebracht. (Ben Haveman: Alles voor de dakgoot. 2011)
• Kanker bestond in mijn jeugd nog niet. Over het k-woord sprak niemand. (A.H.J. Dautzenberg: Extra tijd. 2012)
• Toen ik begin jaren zestig aan mijn moeder vroeg wat de mevrouw mankeerde over wie zij en mijn vader met bezorgde gezichten spraken, fluisterde ze ‘K’. In die tijd was kanker nog zo’n onheilspellende diagnose dat de meeste mensen het woord niet hardop dorsten uit te spreken. (Annegreet van Bergen: Gouden jaren. Hoe ons dagelijks leven in een halve eeuw onvoorstelbaar is veranderd. 2014)
• Ik heb K. in mijn darmen. Ik ben gisteren uit het ziekenhuis ontslagen. (Maarten Spanjer: Gisteren liep ze nog. 2014)
• Van belang is ook de Latijnse naam voor het sterrenbeeld Kreeft: Cancer. De ziekte kanker wordt in het slotdeel door Karel aangeduid met Kaa, het letterwoord waarmee men, zeker in de jaren 1970, vaak het taboewoord ‘kanker’ verving. Maar de tekst zegt uitdrukkelijk dat die Kaa ook de Kaa van Kreeft is. Zo wordt het jaar van de kreeft zowel het jaar van het terugwijken en aarzelen, als het jaar van de kanker. (Ton Anbeek e.a.: Lexicon van literaire werken. 1989-2014)
• Griepje? Verkoudheid? Nee, kanker! Een woord dat men in mijn jeugd niet eens durfde uit te spreken. Toen werd kanker K genoemd. En dat K werd gefluisterd. (Youp van ’t Hek: Youp voor gevorderden. 2016)
• Oma was ervan overtuigd dat die actrice een slecht huwelijk had en die en die zanger een enge ziekte onder de leden. “Ze zeggen dat het K is,” fluisterde ze dan. (Barbara van Beukering: Kruip nooit achter een geranium. 2018)
• De weken waarin ze vier keer werd opgenomen voor chemokuren die strijd leverden tegen kwaaie cellen, waren bizar. Gek hoe alles went, bedenkt Danny. Ze zegt geen k meer, maar kanker. (Hetty Kleinloog: Volle bloei. 2018)
• Iedereen kan van mij de kaa krijgen. Nooit kanker zeggen, je mag het alleen lezen op pakjes sigaretten. (Jeroen Brouwers: Cliënt E. Busken. 2020)

2) (2000+) (drugs) bijnaam van ketamine.

• Ketamine (keta, K, special K)
Werking: ontspannend, hallucinerend, verdovend en spierverslappend. (Elsevier. Het Partydrugs-ABC, 18/06/2016)

3) (2019) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel, kut.

• Ze opende de grote vriezer. ‘Nou ja, hoe zeg ik het,’ zei ze, terwijl ze met een arm in de kou een vastgevroren doos cornetto’s lostrok. ‘Au aan je ka tijdens het coïteren? Het doet zeer. Een stekende pijn.’ (Peter Buwalda: Otmars zonen. 2019)

< >