Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-04-2024

tering

betekenis & definitie

1) (1966) (inf.) als voorvoegsel voor iets dat slecht is. Ook gebruikt ter intensivering.

Godverdomme, dacht de kelner, wat een kankerland. Wat een teringetterpestenpokkeland. (Helga Ruebsamen: De heksenvriend. 1966)
• .... de teringprogramma's die veel ex-piraten op het ogenblik voor BBC1 maken. (Hitweek, 20/09/1968)
• Ik vind haar een vuile, gemene, teringrotjuffrouw. (Maarten ’t Hart: Het roer kan nog zesmaal om. 1984)
• Jij vuile vieze gore tering-ober! (Wim T. Schippers: Kutzwagers. 1984)
• Het was vooral een teringzooi, mijn boeken lagen door de kamer. (Hans Moll: De hoeken van de ring. 1987)
• …. die boerelul boven durft niet weg omdat hij denkt dat die teringherrie van God komt,’ verstond ik (Helga Ruebsamen: Op Scheveningen. 1988)
• Moest ik een hele avond stilzitten in zo’n teringstoel. (Joost Zwagerman: Chaos en rumoer. 1997)
• ‘Zet die teringherrie eens af,’ zeg ik. (Nelleke Noordervliet: Uit het paradijs. 1997)
• Wie bleef er toch bij zo’n teringwijf. (Peter Langendam: Biefstuk, sla. 2000)
• En maakt het uit of je na een week of na een jaar weer op dat strand zit? En nu was het lekker rustig. Hoewel die teringherrie van die bulldozers hem behoorlijk begon te irriteren. (Youp van 't Hek in NRC Handelsblad, 08/01/2005)
• Onze ganggesprekken moeten fluisterend plaatsvinden, anders krijst de heks weer dat we niet zo'n ‘teringherrie’ moeten maken. (Astrid van der Star: Van lief naar lef. 2007)
• Woedend komt ze terug van haar speurtocht en roept in onvervalst Rotterdams dat als ze die tering-Griek in haar handen krijgt, ze hem zijn nek omdraait. (Astrid van der Star: Van lief naar lef. 2007)
• Ik was de lompe teringherrie in de krakersholen gewend … (Bert Natter: Begeerte heeft ons aangeraakt. 2008)
• Het is een teringbende. (James Worthy: James Worthy. 2011)
• Hij wilde ‘teringhoer’ zeggen maar het klonk nu hol als ‘dedinghoeg’. (F.B. Hotz: Mannen spelen, vrouwen winnen. 2011)
• De hele teringbende werd zonder blikken of blozen op het aanrecht geflikkerd. (Özcan Akyol: Eus. 2012)
• Pa, ik wor helemaal gek van die kankerbure van mij. Al die teringherrie. (Hendrik Jan Korterink: De Haagse penose. Achter de schermen van een gesloten onderwereld. 2012)
• Hé, Rien, teringhufter, dimmen! (Stella Braam: Tussen gekken & gajes. Avonturen in de undercover-journalistiek. 2012)
• Heb je hier wel ’s goed om je heen gekeken en gezien wat een teringbende het is? (Alex Boogers: Alle dingen zijn schitterend. 2012)
• Haar zuster Berdien – roepnaam Dien – was nog uitgesprokener, die noemde meester Brons een etter en juffrouw Corthals een teringwijf. (Jan Donkers: De vergelding. Een dorp in tijden van oorlog. 2012)
• Je maakt dag en nacht een teringherrie, ik word er gek van. (Annette Zeelenberg: Hotel Zero. 2013)
• Ja, wat mot jij dan met je teringadvocaatje? (Vico Olling & Martijn Haas: De kouwe ouwe. 2017)
• Vooral de punkadepten moesten niets hebben van bijvoorbeeld symfonische rock en konden het niet of nauwelijks verkroppen dat zulke ‘zeikmuziek’ of ‘teringherrie’ in hetzelfde blad stond als die van hun helden. (Barend Toet: Keihard & swingend. 2017)
• Godverdomme zeg, lulhannes, ik hoef je teringbundels al niet meer, ga ze zelf eerst eens lekker lezen, je zult ervan opknappen, rare krentenweger. (Peter Buwalda: De kleine voeten van Lowell George. 2017)
• Omdat we zo teringgierig waren, hebben we nu een hotel met bedwantsen, een wc die niet doorspoelt op de kamer van de boys, geen airco en een douche zonder warm water in de kamer van de chicks! (Lale Gül: Ik ga leven. 2021)

2) (1971) vloek. In Leiden ook een uitroep wanneer iets veel indruk maakt of buitengewoon of geweldig is, vaak in positieve zin (Heestermans, 2007).

• Tering, goed idee. (Maarten ‘t Hart: Ik had een wapenbroeder. 1971)
• ‘Tering,’ onderbreekt Peter het betoog, ‘hou op, ik baal ontzettend van dit gelul, ik word hier goed gek van. ‘ (Maarten ’t Hart: Ik had een wapenbroeder. 1971)
• Pas als Anita even naar buiten loopt om een frisse neus te halen, en er direct honderden uitzinnige meiden op de ruiten van het boven ons liggende gebouw beginnen te slaan, valt je haar status op. ‘Tering hé.’ (Nieuwe Revu, 08/03/1995)
• Daar stonden ze echt te roepen van: tering, een neger! (Nieuwe Revu, 08/03/1995)
• ‘t Moet pure speed zijn geweest, tering, wat ging dat hard. (Nieuwe Revu, 02/08/1995)
• Tering man, dat ken toch nie. (Hans Sahar: Zoveel liefde. 1996)
• Tering! Ben jij dat op die foto? (Hetty van der Wal & Margot Bleeker: Hakkûh & strak staan. Het Gabbergevoel. 1997)
• Kutkutkut. Tering. Nou kan ik m’n kaartje niet vinden. (Joost Zwagerman: Chaos en rumoer. 1997)
• Deze jonge god van vierentwintig verlangde naar me. Tering, wat een kick! (Heleen van Royen: Godin van de jacht. 2003)
• Tering, die gozer had geen geld. (Stella Braam: Tussen gekken & gajes. Avonturen in de undercoverjournalistiek. 2003)
• Nadat hij voor de derde keer zijn sleutel in het cassettedeck heeft gestoken en zijn wagen – “tering!” – vertikt te starten, geeft hij het op. (Lulu Wang: Bedwelmd. 2004)
• Tering, wat is dit, die ziet me vast voor iemand anders aan. (Peter Drehmanns: Blackpool. 2005)
• Tering, er moet toch iemand zijn die je kan vertellen of je mooie as oplevert. (Abdelkader Benali: Feldman en ik. 2006)
• Ik dacht: ‘Tering, wat is er aan de hand, man?’ (Paul C. Vos: Hooligans. 2006)
• Tering, het is iedere keer zwaan-kleef-aan met die nieuwe chicks. (Renate Dorrestein: Echt sexy. 2007)
• Tering, man. Echt kut. (Sylvia Witteman: Pekingeend bij nacht. En andere pogingen tot echt heel erg gelukkig worden. 2007)
• Tering man, ik ben gewoon in paniek. (Vrank Post: Bad boys for life. 2008)
• Kom op, tering, je stelt je aan. (Martin Bril: Liefde, seks en regen. 2008)
• Tering, man, dit is film, ik zit in een film! (Mark Verver: Ik heb nergens spijt van. Het leven van Dikke Denis. 2008)
• ‘De tering, gast,’ stamelde mijn bovenbuurman toen we de straat op liepen. ‘Wat is hier aan de hand?’ (Henk van Straten: Kleine stinkerd. 2008)
• Tering, Bert, dat had je niet hoeven doen. Kanjer van me! (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• Een sukkel zou hij zijn, een domme sufferd: tering, tering, het gore lef! (Ton de Zeeuw: Aangebrand. 2010)
• Tering. Wat een eikels, zeg. (Martin Bril: Meisjes. 2011)
• Ja tering, ik dacht dat het een hoer was. (James Worthy: James Worthy. 2011)
• Als iemand voor de trein springt, staat toch niet alles stil? Tering. Wat een eikels, zeg. (Martin Bril: Meisjes. 2011)
• ‘Tering,’ jubelt Marco. ‘Wat een lijf.’ (Patrick van Rhijn: Big Sister Live. 2011)
• ‘Tering,’ zei mijn makker, ‘ik rammel van de honger, man.’ (Özcan Akyol: Eus. 2012)
• Als ik ergens binnenkwam was het bijvoorbeeld: “Hé, tering Van Empel!” (Hendrik Jan Korterink: De Haagse penose. Achter de schermen van een gesloten onderwereld. 2012)
• Een konijn?! De hooligan keek me aan alsof ik hem zojuist om een bijdrage voor de Bond tegen het Vloeken had gevraagd. Tyfus, nee, wat ken hem nou zo’n kankerkonijn verrotten, die zijn toch niet te vreten die teringbeesten! (Maan Leo: Ik ben Maan. 2012)
• Ik zette hem op de trap neer, zijn rugzakje ernaast, en deed de deur dicht. ‘Tering, man. Lekker warm!’ zei hij genietend. (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 2. 2013)
• Razend keer ik terug naar de huurauto, waar blijkt dat ik een bon heb! Teringtyfusgodgloeiendegodkankerdrolpoep! (Theodor Holman: Holman liegt. 2014)
• Tering, wat is die ladder zwaar. (Juultje van den Nieuwenhof: Disconnect. 2014)
• Ik word vader, man. Tering. (Menno Pot: Vak 127. 2014)
• Tering, is dat het? (Marente de Moor: Gezellige verhalen. 2015)
• Iemand steekt een breinaald in mijn slaap. Tering wat doet dat pijn. (Raymond Pouw: Ibiza, en het verrotte leven van een jetset wannabe. 2015)
• ‘Tering, man, moet je kijken!’ We moesten lachen om hoe we eruitzagen. (Alex Boogers: Alleen met de goden. 2015)
• Onmiddellijk keek Fabian tussen zijn voeten, en… téring! Maar één sneaker… (Eric Kollen: Tinkelbells uit Amsterdam. 2016)
• Niet stoppen, Aimee! Téring, niet nu! (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 4. 2016)
• Dat op tijd op een afspraak komen niet Armands sterkste kant was, ondervonden band en producer tijdens de opnames. ‘Zo, téring, zeg!’ lacht Hagenaars. (Marcel Groenewegen: Armand. En nou ik. 2016)

3) (2003) (als voorvoegsel gebruikt ter versterking) erg; in hoge mate.

• Teringduur, het smaakt nergens naar, en vooral: het vult niet. (Elsevier, 17/05/2003)
• “Tering heet,” gaapte Toon en ging in de stoel naast hem zitten. (Anne-Gine Goemans: Glijvlucht. 2011)
• Het teringeind naar Leeuwarden met de mooie verhalen en het bezoek aan het Cambuur-café zal ik daarentegen nooit vergeten. (Yoeri Kievits: Rotterdam Hooligan. Leven met en sterven voor Feyenoord. 2012)
• En het was teringveel geld, man. (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 3. 2014)
• ‘Een teringstreek,’ zei Simon. (Alex Boogers: Alleen met de goden. 2015)
• Ik beloof dat ik echt teringhard mijn best zal doen. (Mano Bouzamour: Bestseller Boy. 2018)