(1912) (inf.) verachtelijk persoon.
• Stuk ellende: mot jij nou na twaalf jaren jouw brave vader nog uit z'n graf halen hier op pelitiebureau? (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Dat stuk ellende gooide de hoorn erop zodra ze hoorde dat ik het was! (Willy van der Heide: Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waargebeurde verhalen uit de jaren vijftig. 1979)
• Open die deur, mottige baardaap, stuk ellende, hondenbrok.... (Marcel Möring: In Babylon. 1997)