Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-07-2023

mot

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Amsterdam, Barg.) last; ruzie; twist. Het WNT denkt aan een verband met het Groningse 'motten' (mopperen), al kan ook gedacht worden aan het Zuid-Ned. 'mot' (klap, slaag). Vgl. nog: bonje*; gedonder*; gedondersteen*; geklootviool*; gesteggel (gestechel)*; heibel*; heilie*; hommeles*; kift*; kiksaus*; krupsie*; lampe*; landing*; matschudding*; mikmak*; sporreling*; stront*.

• ... krijg nou geen mot op Zondag! jullie wijve ook altijd!... (Frans Coenen: Zondagsrust. 1902)
• Ik heb mot gehad met Bavink. (Nescio: De uitvreter. 1911)
Lange Toon die raasde: Maak nou toch geen mot. Over honderd jaar sijn we allemaal kapot. (Eduard Kapper: De zilveren bruiloft van Manke Nelis. ca. 1922)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Nou en toen kreeg een van de bazen mot met Janus Stomps en toen kwamen wij erbij, van het een kwam het ander en eer we ’t wisten was er keet. (Marianne Philips: Henri van de overkant. 1936)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• Ze hadden gewoon mot om een stuk grond. (Adriaan van Leent: De bisschop van Den Haag. 1971)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• "Hè toe Dirk-Jan, ik vind die man gewoon leuk, daar hoeven we toch geen mot over te maken?" hoorde ik haar met pleitende stem zeggen. (Het Parool, 07/10/2000)
• ‘Neukertje van m’n ex, maar ze hebben mot,’ zei Karrie op haar eigen tactvolle manier. (Cindy Hoetmer: Het beest in Daisy. 2005)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• Ik heb mot gehad met een heer en een dame op het Rembrandtplein. (Het beste uit Koud bloed. 2013)
• Wat je ruikt, Gerard, is de mot die ik gisteravond met mijn grote liefde had. (A.F.Th. van der Heijden: Kwaadschiks. 2016)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (1524, vero.) lichte vrouw, prostituée. 'Ghy weet wel ick bin u liefste motteken'. Volgens het WNT verwant met Hd. Mutze: vrouwelijk schaamdeel. Heestermans denkt aan Mnl. 'motte' (zeug). Volgens Moormann kende men ca. 1731 'te mot gaan': te hoer gaan; een motkaasie was toen de aanduiding voor een bordeel. Kijk ook onder mothuis*.

• Mot: hoer. (Johannes Anth. Corts: Tael of Expressie van eenige woorden onder schelmen gebruikelijk. 1752)
• Mot. Voords gebruikt men dit woord ook voor eene vuile hoer. (Pieter Weiland: Nederduitsch taalkundig woordenboek. 1799)
• (Alfons de Cock: Spreekwoorden en zegswijzen over vrouwen, de liefde en het huwelijk. 1911)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Mot: lichtekooi. (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
• Mot: hoer. (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

3) (17e eeuw) (inf.) bordeel.

• Mot. Ontuchthuis: (1661) een vuijl mot. Pol. boeck, 2, 30b. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)