Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-09-2023

strootje

betekenis & definitie

(1908) (Ned.-Indië) zelfgerolde sigaret; sjekkie.

• Het was slim van de Hollanders! dat moest hij erkennen! en als hij dan zweeg en de ander achter den witten rook van zijn strootje vroeg wat die vreeselijke reden was, dan zeide hij:... (M.C. Kooy-van Zeggelen: De gouden kris. Een verhaal uit de nieuw veroverde streken van Zuid-Celebes. z.j. 1908)
• Pim vond er niets in om de buitenmuren van dat huisje middels een stukje houtskool te beteekenen met allerlei vieze en gemeene voorstellingen, stal en rookte de strootjes van Dorus .... (Victor Ido: De paupers. 1915)
• Een leerling, die voorkaait (voorzeggen) of een strootje (sigaret) smookt in den vrijen tijd tusschen de schooluren, zal de kans loopen een katje (uitbrander) te ontvangen. (Jac. van Ginneken en H.J. Endepols: De regenboogkleuren van Nederlands taal. 1917: Het Oost-Indisch)
• ‘Wat nog nooit gebeurd is kan komen,’ meende Pa Djojo, en rustig trok hij aan zijn strootje. (Simon Franke: Kantjil, het dwerghertje. 1936)
• Er worden strootjes gerookt. Ik kan niet zien wie het doet. (C. Borstlap: Een schip vaart uit. 1936)
• Strootje: sigaar. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Tegen tienen komen de anderen terug en schudden hun zakken leeg in de bloeboer, laten de straal van de leiding over hun hete hoofden lopen en steken een strootje op. (Beb Vuyk: Het laatste huis van de wereld. 1939)
• Daar hurkten op de bale-bale een paar mannen, die zwijgend hun strootjes rookten. (Diet Kramer: Roeland Westwout. Roman over jonge menschen. 1940)
• Na hun avondbad in de rivier zaten de Javanen genoegelijk bijeengehurkt, ‘strootjes’ rookend van den versch aangevulden voorraad en luisterend naar al wat Dasoeki over den tocht naar de dessah te vertellen had. (Johan Fabricius: Nacht over Java. 1944)
• En als Hendrik aan het tennissen is zit oom Pim gewoon langs de kant een strootje te roken op zijn hurken, niemand let op hem. (Margaretha Ferguson: Hollands-Indische verhalen. 1974)
• ‘Je kunt sluiten,’ zei hij tegen de huisjongen die gehurkt op de duistere achtergalerij zijn strootje zat te roken. (Margaretha Ferguson: Elias in Batavia en Jakarta. 1977)
• Jongens onder mekaar, vijanden die na het schieten samen een strootje gaan rollen. (Margaretha Ferguson: Brief aan niemand. Dagboekfragmenten 1948-1984. Gepubl. 1985)
• aanstoten aankomen met schokkende bewegingen; baren nieuwkomers; arak rijstbrandewijn; bescheid bericht; bravade snoeverij; de potjes ... gaan van gat de pullen worden geheven; loentjes praatjes; schok zestigtal; zestig een schok dertien in een dozijn, niets bijzonders; masak warme alcoholische drank met eieren en nootmuskaat; Ternaatse bonkes strootje (sigaret of lichte sigaar); prachaars prachers, bedelaars of vleiers (de verkopers); padiebier, bier bereid uit rijst(planten)?; liplap pisang denigrerende aanduiding voor iemand van gemengd bloed. (A.N. Paasman: Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd. 1991)
• (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)
• Een ander kenmerk van de tangsi-vrouw was de gewoonte om een sigaret, dan wel rokok kretek, inheems strootje, in haar wrong te steken. Dit gebruik was afkomstig uit de tijd dat de vrouwen met hun mannen mee trokken door de wildernis overzee. (Fred Lanzing: Soldaten van smaragd. Mannen, vrouwen en kinderen van het KNIL 1890-1914. 2005)