Wat is de betekenis van Strootje?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

strootje

(1908) (Ned.-Indië) zelfgerolde sigaret; sjekkie. • Het was slim van de Hollanders! dat moest hij erkennen! en als hij dan zweeg en de ander achter den witten rook van zijn strootje vroeg wat die vreeselijke reden was, dan zeide hij:... (M.C. Kooy-van Zeggelen: De gouden kris. Een verhaal uit de nieuw veroverde streken van Zuid-Celebes. z...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

strootje

strootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stro

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Strootje

I. o. (-s), 1. strohalm of stukje van een strohalm; — (zegsw.) je krijgt haar mond met een strootje open, maar nog met geen voorhamer dicht, gezegd van een babbelzieke vrouw; 2. bepaalde hoeveelheid bokking zoals ze, in stro verpakt, in de handel wordt gebracht, t.w. 500 stuks: een strootje bokking. II. (<Mal.<Port.), o....

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

strootje

sigaar. Stiek me een strootje, geef me een sigaar.