Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 26-05-2021

stieren

betekenis & definitie

(1983) (inf.) snel lopen of fietsen zonder op- of om te kijken.

• Steven Rooks reed professioneel, keek niet op of om maar stierde door naar een triomfantelijke solo-zege in Luik. (Wim van Eyle: De klassiekers. 1983)
• Maar Oom Cor was allang met z'n kwaaie kop naar huis gestierd. (Chris Bos: De woede van de bassist. 1992)
• Maar hij gaf niks geen sjoege, hij stierde zo langs me heen, de Joubertstraat uit. (Maarten ’t Hart: De nakomer. 1996)
• Een restaurant waar men speciale homo- en heterotoiletten heeft, waar serveersters half naakt op rollerskates door de zaak stieren... (Nieuwe Revu, 14/10/1998)