Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 21-05-2021

spotten

betekenis & definitie

(1982) (< Eng. to spot) (inf.) ontdekken; opmerken.

• In de catacomben wordt Mike Marti gespot boven een pisbak terwijl hij al urinerend zijn penis staat te fotograferen. (Oor, 30/11/1985)
• Jan Douwe Kroeske 's ochtends zeer vroeg in de supermarkt gespot met Karin Bloemen. (Oor, 21/03/1987)
• Wanneer de lesbo's een stevige vrouw spotten in een kroeg, dan vestigden ze zich er binnen de kortste keren. (Gert Hekma e.a.: De roze rand van donker Amsterdam. 1992)
• En misschien was Gert toen wel een nieuwe lokatie aan het spotten. (Nieuwe Revu, 17/03/1993)
• En om zich iets minder watterig te voelen besloot hij acuut een dubbele wodka in te schenken en nog diezelfde avond bij Jappie te gaan barhangen. "Beetje lekkere wijven spotten en een potje poolen", zei hij tegen Keesje. "Wil je mee? Ik denk dat ik wel cool overkom met een harig monster aan de riem." (de Telegraaf, 19/10/2002)
• Daan had Dunja al gespot in het vliegtuig naar Koh Samui … (Robert Anker: Hajar en Daan. 2004)
• Bij die negenhonderd zitten vast mensen die haar hebben gespot op Suga-babes. (Carry Slee: Your Choice. Hot or not. 2008)
• Op de een of andere manier had ze de gave om nieuwe muziek eerder te spotten dan ieder ander in ons gezin. (Rob van Donselaar: Studio Zeezicht. 2018)