Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-10-2021

kroeg

betekenis & definitie

(19e eeuw) (stud.) sociëteit. Zie ook: kroegbeer*; kroegtijger*.

• Het is hier alles behalve fideel, herneemt hij weder binnen komende; laat ons hem poetsen en het liever op de Kroeg wat gaan afleggen, als je 't goed vindt; daar is toch niemand zoo vroeg, dan kunnen wij in pace wat leuteren bij de warme kachel. (Johannes Kneppelhout: Studentenleven. 1841-1844)
• De Studenten-Sociëteit, (in studententaal de kroeg) is bij die gelegenheid te klein en dan wordt er op de publieke straat een houten uitbouw gemaakt, die de geheele breedte van de stille zijde van het Rokin inneemt, en waar dan de jonge heeren en de oude heeren, (in studententaal de oudheden) oudstudenten van Amstels Universiteit, voor de oogen van al het volk, hunne vroolijkheid aan den dag leggen. (De bazuin, 08/07/1892)
• Daar verderop ziet ge weer een geheel andere bouwstijl. Dat is de studenten- sociteit, of „de kroeg", zooals het in de studententaal heet. (W.F. Oostveen: Echo van de nederlandsche spreektaal. 1892)
• De Kroeg; het Sociëteitsgebouw der Studentenvereeniging Vindicat atque polit. Studentenwoord. (Wordt altijd gezegd: op de Kroeg.) (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• We wouen broeders zijn voortaan, lui en varkens; en we namen ons stellig voor, niet meer naar de kroeg te gaan en niet meer te fuiven, ook niet meer met een karretje naar den Haag te gaan in 't holle van de nacht; we wouen trouw college loopen, en braaf en goed leven. (Tjeerd Flappuith: Toen ik Indisch student was. 1902)
• (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)
• Samenscholingen van burgers vinden plaats in willekeurige drankhuizen of danstenten; de student heeft een honk voor zich alleen. Café's zijn er in de stad te over, er is maar één „kroeg". Hier is men thuis en weet men altijd bekenden te treffen. (Amsterdamsch studentenleven. Uitgave van het Amsterdamsch studenten-corps. 1926)
• Toen ik aankwam was hij lid van den Senaat van het ASC. Daar ik in mijn eerste gesprek als groen met hem duidelijk mijn eerbied deed blijken voor deze zoo verheven waardigheid, zijn famielje eenigszins met de mijne bekend was en hij daardoor wist dat ik nog al veel ophad met onze vaderlandsche literatuur en vrij aardig thuis was in Vondel en Hooft, terwijl ik bovendien handig kon knutselen, vulde hij mijn ‘Groenenboekje’, waarin de studenten hun namen schreven op de datums waarop zij de bezoeken van de Groenen wenschten en eischten, op tal van dagen in en zette mij dan van 's morgens negen tot 's middags vijf uur aan het werk, alleen afgewisseld door een welvoorziene lunch. Hierbij werd alleen melk gedronken, omdat hij zelfs op ‘de Kroeg’ nooit iets anders dronk, tenzij dan spuitwater. (Aegidius W. Timmerman: Tim's herinneringen. 1938)
• De Leidenaars hadden Delft doen weten, dat zij de „Kroeg" — dit is in studententerm gesproken de Sociëteit Phoenix te Delft zouden komen bestormen en in bezit nemen. (Amigoe di Curacao, 13/10/1951)
• Zeg lui, misschien weten jullie het niet, maar onze vaders spraken niet over de 'sociëteit', maar over de 'kroeg'. (Boudewijn van Houten: De ontgroening. 1971)
• Ook hbo-leerlingen mochten een pilsje komen drinken in de uitgestorven 'kroeg'. (Carolijn Visser: Alle dagen vrij. Jeugd in de jaren 70-80. 1984)
• Robert en Erik mogen zich sinds kort lid van De Kroeg noemen, zoals het corps door ingewijden genoemd wordt. (Nieuwe Revu, 22/09/1999)
• Ik spreek nog wel eens af in de snackbar met mijn maten van vroeger, maar ik vind: als je gaat studeren, begint een nieuw leven. Daar moet je meteen vol induiken. Niet eerst een jaartje thuis blijven wonen of pas in je tweede jaar bij de Kroeg gaan. In de algemene introductieweek ben ik lid geworden van het Utrechtsch Studenten Corps. (Lenneke van der Burg: Bier, zweet & tranen. 2012)