Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-02-2023

sacrament

betekenis & definitie

1) (17e eeuw) bastaardvloek. Ook wel: 'alle sacramenten'. 'Sacramenten zeggen: vloeken' (P.C. Hooft). Vaak verbasterd tot seldrement of sapperment. Ook: alle sacramenten.

• De zelfbeheersching, hoorders, is Een deugd, die men . . . . wel sacrament! (De volkslier: grepen en groepen uit het werkelijke leven. 1868)
• Wel, sacrament! Voor den duivel, beesten, zullen jullui nou open doen? (de Nieuwe Gids. Volume 14. 1900)
• Sakkrement, als ik nog denk aan dat pak slaag van gisteren! (Chr. Van Abkoude: Het jongenskamp. 2e druk. 1915)
• Sakrement! op die poëzie hadden ze allen nog een pot gedronken. (Bernard Canter & Arthur Tervooren: De lafaard. 1916)
• Wég jullie, alle sacramenten! (Jan Mens: Goud onder golven. 1943)
• ‘Wel sacrament!’ vloekte Gerbrandt verbaasd. (A.M. de Jong: De dolle vaandrig. 1947)
• Wel alle sacrementen! Jij bent toch niet minder dan een ander? (Jan Mens: Meester Rembrandt. Tweede druk. 1947)
• Sacrament. Vloekwoord: (1716) ick sal 't u sacramenten wel wijs maecken. Crim. proc. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Iemand vloekte toen hij met zijn voet achter een wortel bleef haken. Hij zei, ‘sacrement’, en ‘zullen we het hier opzetten?’ (Louis Ferron: Turkenvespers. 1977)
• In de verte kwam mijn moeder aangerend. ‘Sakrament! Wat heb jij gedaan?’ vroeg ze streng, buiten adem … (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)
• ‘Alle Sakramenten!’ kreunde mijn moeder, ‘nou hebben wij de oorlog al in onze eigen tuin.’ (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)

2) (19e eeuw) (Vlaanderen) echtgenote. Kijk onder: mijn heilig sacrament.