Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 25-01-2025

seldrement

betekenis & definitie

(17e eeuw, vero.) bastaardvloek. Volgens het WNT uit "element, met een voorgevoegde s, die uit Gods kan zijn overgebleven, ook Selderij of Selder kan op de vorming invloed hebben gehad."

• Selderment! dat is iets van achter de boterkuip. (Hippoliet van Peene: Everaerd en Suzanna of het boetende landmeisje. 1841)
• Eene menigte voorbeelden van populaire woordspelingen leveren ons de zoogenaamde ‘bastaardvloeken’, zooals in het Mnl. goy of by goy (= bij God), seker (en in de 17e en 18e eeuw seper = sacre), keren (= kerst, d.i. Christus), wetecree of wetekey (= dat wete Kerst), hulpe longeren (= help, longen) en longeren dermen; wajen (= Wat Jezus!), by gans bieren (= bij Gods nieren), in de 17e en 18e eeuw beget (= bij God), gans bloed (= Gods bloed), gans bloemerherten (= Gods bloedend hart), gans wonden of honden (= Gods wonden), gans doot (= Gods dood), gans lijden, gans kruis, gans lichters, gans velten, gans elemalementen of velementen (= Gods elementen), gans vijfmenten, gans sackerventen (= Gods sacrementen), gans sacker sinnen (= Gods sacre sang), gans sacker willigen (= Gods sacre wil), gans sacker koek en vijgen, gans suycker elekaarten (= Gods sacre heilige quarten), selleweken of gans elleweken (= Gods heilige weken), gans sakkerlysjes (= Gods sacre calice), pots longeren (= Gods longen), seldrement (= sacrement), zeven zakken met krenten (= zeven sacrementen), en nog heden: gut of grut (= God), wel gomp alle moppen (= wel God almachtig!), pot vol blommen (= God verdomme), jandomme (= God doem me), jandorie (= Gods glorie), heer in Den Haag (= Heer in den Hemel), sapperdekriek (= sacre Christ), jemenie of jerum (= Jezus Maria), duivekater (ook een soort broodje = duivelskater), blikslagers of blikkisch (= bliksemsch), enz. (Jan te Winkel: Geschiedenis der Nederlandsche taal. 1901)
• Nu zou hij er tegen de jongens aan wal niet op kunnen bluffen, dat ze zoo'n seldrementschen Duinkerker naar den kelder hadden gejaagd, wat met schipper De Ruijter immers altijd gebeurde! (Joh. H. Been: Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruijter. 1908)
• Seldrement, wat werd het nu héét onder die dekens! 't Leek wel, of hij in een gloeienden bakkersoven lag! (Chr. Van Abkoude: Bert en Bram. 1920)
• ‘Wel saldrement (sic, nvdr), wat zijn die schoenen gekrompen,’ zei hij... (George van Aalst: Lotgevallen van een voetbalschoen. 1924)
• Je ben toch onschuldig, wat seldrement! (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937)
• Dertig groene velden, daar kan wat op gedijen! Vette koeien en stevige schapen en... Wel seldrement, daar begint hij weer! (Jan Mens: Goud onder golven. 1943)
• Zie maar, dat je niet in zijn handen valt voor geldsnoeien of 'et verkopen van witkalk voor tarwebloem, jij selderements valse schelm! (A.M. de Jong: De dolle vaandrig. 1947)
• Wel seldrement nog toe! Wat is dat? (Jan Mens: Meester Rembrandt. Tweede druk. 1947)
• Selderment. tw. Drommels. Syn. Sellement. Als bn.: die —sche jongens! (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• ‘Wel gloeiende seldrement!’ gilde de slangendanseres. (Willy van der Heide: Vreemd krakeel in Californië. 1955)
• (P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie. 2001)
• (Pim Oosterheert: Bommellexicon. Van Aanmaak tot Zwirkvlaai. 2005)

< >