Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-12-2022

seldrement

betekenis & definitie

(17e eeuw, vero.) bastaardvloek. Volgens het WNT uit "element, met een voorgevoegde s, die uit Gods kan zijn overgebleven, ook Selderij of Selder kan op de vorming invloed hebben gehad."

• Selderment! dat is iets van achter de boterkuip. (Hippoliet van Peene: Everaerd en Suzanna of het boetende landmeisje. 1841)
• Nu zou hij er tegen de jongens aan wal niet op kunnen bluffen, dat ze zoo'n seldrementschen Duinkerker naar den kelder hadden gejaagd, wat met schipper De Ruijter immers altijd gebeurde! (Joh. H. Been: Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruijter. 1908)
• Seldrement, wat werd het nu héét onder die dekens! 't Leek wel, of hij in een gloeienden bakkersoven lag! (Chr. Van Abkoude: Bert en Bram. 1920)
• ‘Wel saldrement (sic, nvdr), wat zijn die schoenen gekrompen,’ zei hij... (George van Aalst: Lotgevallen van een voetbalschoen. 1924)
• Je ben toch onschuldig, wat seldrement! (Willem van Iependaal: Kriebeltjes hoogtepunt. 1937)
• Dertig groene velden, daar kan wat op gedijen! Vette koeien en stevige schapen en... Wel seldrement, daar begint hij weer! (Jan Mens: Goud onder golven. 1943)
• Zie maar, dat je niet in zijn handen valt voor geldsnoeien of 'et verkopen van witkalk voor tarwebloem, jij selderements valse schelm! (A.M. de Jong: De dolle vaandrig. 1947)
• Wel seldrement nog toe! Wat is dat? (Jan Mens: Meester Rembrandt. Tweede druk. 1947)
• Selderment. tw. Drommels. Syn. Sellement. Als bn.: die —sche jongens! (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• ‘Wel gloeiende seldrement!’ gilde de slangendanseres. (Willy van der Heide: Vreemd krakeel in Californië. 1955)
• (P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken. Een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie. 2001)
• (Pim Oosterheert: Bommellexicon. Van Aanmaak tot Zwirkvlaai. 2005)