Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 07-10-2024

roddelen

betekenis & definitie

(1895) (< Jidd. < Hebr. rodeln, rudeln, fluisteren, murmelen) (achter iemands rug) kwaadspreken; ongegronde praatjes of geruchten verspreiden; achterklap verkondigen. Een Jiddisch woord als 'roddelen' was eigenaardig genoeg, in NSB-kringen erg populair.

• Zij werd nu nog forscher, brutaler dan zij er al stond, voelde zichzelf als een star staketsel tusschen de roddelende menschen, niet anders willend, onverzettelijk: de vrouw van die ze lief had, de vrouw nu met molentjes. (Gerard van Hulzen: Zwervers. 1899)
• In z'n sigarenwinkel had-ie de rozet 'n volle maand gedragen en geen levende ziel die 'r wat van te roddelen had, behalve Selien, dit 't nog nóóit had gezien dat je zóó rouwde, 't van hààr man, às ze getrouwd was, nie zou willen hebben. (Herman Heijermans: Kleine verschrikkingen (onder ps. S. Falkland). 1904)
• Roddelen (Jdd.) in de volkstaal der Nederlandsche Joden: kwaadspreken, babbelen, iemand over den hekel halen. (Jac. Van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
• En nu de omstandigheden door de crisis nog zooveel moeilijker zijn geworden, de werkloosheid fel woedt en in de havens van Amsterdam en Rotterdam, dank zij het jarenlange geroddel der Federatie, duizenden arbeiders ongeorganiseerd zijn gebleven, nu staat diezelfde Federatie, die bij den eersten stoot van een paar werkgevers in een kleine haven al dadelijk door de knieën zakte en de zaak der havenarbeiders voor heel het land lafhartig in den steek liet, nu staat diezelfde Federatie als buurvrouw Smit—Kalker te drenzen en te roddelen en besmeurt met haar achterklap den afweerstrijd der zeelieden. Buurtjestongen zijn venijnig en verraderlijk, maats, loopt er liever met een admiraalszwaai omheen en keert het roddelend stel je rechten rug toe. (De uitkijk; speciaal propagandablad voor zeelieden, 06/02/1932)
• Roddelen: kwaadspreken. (H. Beem: Sje-eriet. Resten van een taal. Woordenboekje van het Nederlandse Jiddisch. 1967-1975. 3e ongewijzigde druk)
• (H. Beem: Uit Mokum en de Mediene. 1974)
• (Justus van de Kamp & Jacob van der Wijk: Koosjer Nederlands. 2006)

< >