Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-05-2021

ratelslang

betekenis & definitie

1) (scheldw.) listig of verraderlijk persoon; bedrieger. Verwijst naar het gif van een bepaalde adder. Ook in het Engels een scheldwoord: rattlesnake.

• Al ware hy met Goud en Edelgesteenten omhangen, hy is een Booswigt. Hy is een vergiftigende Ratelslang. (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799)
• ‘Woont hier een oude juffrouw De Vries?’ vroeg hij.
‘Ja, maar wat zou dat?’ riep een der oudjes hem toe, kijvende. ‘Nog meer manvolk hier op 't hofje? 't Is een schande! En dan zoo'n koddebeier als jij, die de deur maar opengooit en staat te schreeuwen! Wat motte de mense er wel van denken? 't Is hier een fersoenlijk hofje en geen matrozen-kroeg...’
‘Goddam, wat 'n ouwe ratelslang,’ bromde de matroos, en een zwaai nemend, joeg hij de kakelende oudjes uit elkaar, ‘als een school bruinvisschen, die je op een schot uit een negenponder trakteert’. (De Huisvriend. Jaargang 4. 1902)
• Bizon zei: ‘Dat was zijn dochter.’ Hij nam Bonny bij de arm en troonde hem mee, door de kudde grazende Indiaanse paarden, naar het meer. Toen ze aan de oever stonden zei hij: ‘Pas op voor Zilverwolf, hij is een ratelslang. Zeg “ja” op alles wat hij te berde brengt. Morgen gaan we naar Philadelphia.’ (Jan de Hartog: Het koninkrijk van de vrede. 1972-1975)

2) (2021) (Barg.) automatisch vuurwapen.

• (Crimineel ABC in Elsevier, 24/04/2021)