(1960+) (oorspr. stud.) te gek; erg goed; tof. Versterkend ook nog: goudgers. Zie ook: gouden*.
• De ouderjaars staan te lachen, 'gaaf', 'goud', deze prestatie vinden ze beduidend beter. (Vrij Nederland, 07/12/1985)
• Een pendant van `stijl' in het meer kakkige milieu is `goud!'. Een vent kan goud zijn, maar een jas of een idee ook. (Jan Kuitenbrouwer: Turbotaal, 1987)
• Goud: erg goed. (Marc Hofkamp & Wim Westerman: Aso’s, bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek. 1989)
• Goud: uitroep die opperste waardering of instemming uitdrukte. Populair in de jaren '60. (het Vrije Volk, 04/12/1989)
• Goud: geweldig, prima. (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• Goh oma gefeliciteerd, hoor, ja, ik heb m'n verfkleren nog aan, maar...' `Nou jongen, je hebt tenminste wát aan, hahaha!' Vond ik goud. (Nieuwe Revu, 09/04/1997)
• De dames van de bediening vindt hij 'goud'. (Vrij Nederland, 01/10/2005)
• “Ik vind het goud,” schoot Tristan onmiddellijk in zijn rol. “Een mens die nergens bij hoort kan net zo goed dood zijn.” (Viktor Frölke: Het dispuut. 2017)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk