Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-02-2021

papa

betekenis & definitie

1) (W.O. I) (Vlaanderen, sold.) oudere militair die achter de frontlinie belast werd met allerlei klusjes.

• Soldaten in het Belgisch leger gingen door het leven als 'piotten'. Zij die ver van het front bleven, waren de 'embusqués'. Er was ook 'de klas van den pinnenkensdraad' (zij die via Nederland uit bezet België ontsnapt waren en zich daarna bij het leger vervoegden). Oudere militairen die niet meer geschikt waren om te vechten, deden allerlei klusjes achter de frontlijn. Ze werden 'papa's' of 'papierkensrapers' genoemd. (de Standaard, 23/07/2014)

2) (19e eeuw) (euf.) toilet.

• … in Groningen spreekt men van mesterharm (Molema, 542 a); langs de Zaan van na Oome Sijmen gaan (Boekenoogen, 925); te Warmond naar (klein) Marcus gaan; elders naar achteren, naar Hilletje Eenoog of naar den ontvanger (in het Friesch en Antw. Idiot, 884); naar de plê (o.a. Boefje, 57; Dukro, 53); de pleti (uit petit (cabinet?1), den hoed, pays-bas, nummero nul of nummero honderd (navolging van het fr. numero cent, woordspel met sent van sentir); zekere plaats, de papa, den oome, de latrine (lat. latrina), den balkan, waarnaast een ww. balkannen, syn. van dirken 2 ) , lok, matties, kabinet, de hm hm, een brief kaartje schrijven, naar de beurs gaan 3 ) , op de rettet (vgl. fr. retrait) gaan (V.d. Water, 123), naar de sijbebelajum gaan (Koster Henke, 67 4 ) ; boutkistje (ald. 11 en Jord. II, 38; vgl. no. 333; onder den bak gaan, waar op-oorlogsschepen het sekreet is voor officieren, adelborsten en hooge onderofficieren (Ndl. Wdb. II, 874). (F.A. Stoett: Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. 4de druk. 1923-1925)