Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-01-2023

over de brug komen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (euf.) betalen (vooral van schulden).

• (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• Spr'. Over de brug komen, betalen wat men schuldig is. (K.) Ik wacht al zoolank naar me' geld, ik wou dat hij maar is over de brug kwam. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)
• Kent ge die uitdrukking? In het groote spreekwoordenboek van Dr. Stoett, vind ik er, als toelichting, bij: „Dat wil zeggen: betalen; in het Friesch: „oer de brêge komme", trakteeren, onthalen. De Groningers zeggen: „ad koram komen". De oorsprong is mij onbekend. Er moet wellicht verband gezocht worden tusschen deze uitdrukking en: „als het karretje (met geld) maar over 't glazen bruggetje kan komen", die men gebruikt, wanneer er geen geld voorhanden is en men steeds van koopen hoort spreken. Of moeten wij denken aan het tolgeld, dat, vooral vroeger, op vele bruggen moest worden betaald?" Tot zoover Dr. Stoett. Ik zelf denk ook, dat het laatste er mee bedoeld wordt. Als men den overkant wilde bereiken, moest men, in vele gevalleen, de brug over en tol betalen. Tegenwoordig bezigt men de uitdrukking, byvoorbeeld, als er sprake is van een reisje, een feestje of een andere, buitengewone uitgave: „Ja, vader, dan zult u over de brug moeten komen." m.a.w., dan zult u tolgeld moeten betalen" In ons waterrijk land, waar zoo vele en zulke mooie bruggen zijn, spreekt het haast van zelf, dat er in de volkstaal die de kern is van de taal, toespelingen op worden gemaakt. (Nieuwsblad van het Noorden, 03/08/1928)