Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-05-2021

op snor gaan

betekenis & definitie

(1938) (Barg.) op zoek gaan, zijn. Er bestaat ook een werkwoord 'snorren', speuren, zoeken, maar ook slang van taxichauffeurs (zonder vergunning) voor `het oppikken van passagiers op de openbare weg'. Aanvankelijk betekende dit woord `bedelen' of `met de snorrepijp (een kinderspeeltuig dat een snorrend geluid maakte) rondgaan'.

• Joor is op snor naar bessesap ... (Willem van Iependaal: Adam in ongenade, 1938)
• En zijn er onder onze lezers nog lieden, die in het bezit zijn van een Geigerteller? Ze kunnen eens op snor gaan naar uranium. (Overijsselsch dagblad, 08/11/1955)
• Op snor gaan zónder het nummerbord van de truck die hij hebben moest, te kennen, was natuurlijk gekkenwerk. (Willy van der Heide: Wilde sport om een nummerbord. 1988)