Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-01-2024

naaien

betekenis & definitie

1) (1485, nayen) (plat) geslachtsgemeenschap hebben, neuken. Endt (Bargoens Wdb.) citeert het Antwerps Liedboek (1544): "Och naeien is so goeden dinc. Al zwelt mijn buyexken niet te min. Metten nayekorf gae ick uyte." Verder ook terug te vinden in het werk van Bredero en Hooft. Het woord kreeg in de 20e eeuw meer bekendheid door een gedicht van Remco Campert met de beroemde regels 'alles zoop en naaide'. Het volledige gedicht ging als volgt: “Niet te geloven / dat ik knaap nog /een vers schreef over de / zilverwitheid van een berkestam / en om mij heen / grootse dronkenschap / van de bevrijding: het water was whisky geworden. / Alles zoop en naaide, / heel Europa was één groot matras / en de hemel het plafond / van een derderangshotel./ En ik bedeesde jongeling moest nodig / de reine berk bezingen / en zijn bescheiden bladerpracht.”
Eind 20e eeuw maakte de Vlaamse schrijver Herman Brusselmans de uitdrukking 'iemand achterwaarts in de poes naaien' populair. Vgl. verder de Franse argotterm 'enfiler' die in dezelfde zin (voor neuken) wordt gebruikt. In dezelfde hoek hoort nog de Bargoense uitdrukking 'het breiwerk* beginnen' thuis.

• Hij wilde dat als haar rok over zijn schoenen ging er een tinteling door zijn dijen zou gaan, dat, als haar mouw over de zijne streek, er een vuur door zijn arm zou gloeyen. Maar, wat hij ook in 't werk stelde, het kwam niet. Hij voelde b.v. nooit zelfs trek om haar te naayen. (Lodewijk van Deyssel: Een liefde. 1887)
• Naaie, I) naaien. Üt naaie gaan, beschikbaar zijn om bij anderen naaiwerk te komen verrichten. 2) coire. (S. Keyser: Het Tessels. Inleiding, vocabulaire en teksten. 1951)
• Jullie hebben toch nooit één ogenblik gedacht dat ik haar wilde naaien. (Hugo Claus: De zwarte keizer. 1958)
• Eenzelfde taalkundige woestenij bestaat voor 'coire', waarvoor naast neuken, naaien en andere vulgarismen slechts latijnse eufemismen en hun vertalingen als samenwonen(\), samenkomen, bij elkaar komen of logge omschrijvingen ter beschikking staan zoals geslachtsgemeenschap hebben of het psychologisch monstrum der moraaltheologie: de geslachtsdaad stellen. (J.A. Huisman: Nette en onnette woorden. 1962)
• Als ik niet mag komen stuur ik een brief naar je vader en moeder. Ik weet heus wel waar je woont. En dan vertel ik ze lekker dat je met je nicht genaaid hebt! (C.B. Vaandrager: Leve Joop Massaker. 1963)
• Ik heb zin in een partijtje naaien. (Rinus Ferdinandusse: Zij droeg die nacht een paars corset. 1967)
• Gij vrouwen, die het naaien meer bemint dan brood, ... (J. Weverbergh & E. van Altena: Jij goudgepunte lans. 1967)
• Wie zijn eigen vrouw naait is een flikker. (J.W. Holsbergen: Zakenmensen eerlijk als goud. 1967)
• Zou jij een wijf durven naaien op de rand van een kerkhof? (Max Dendermonde: Inzake de liefde. 1967)
• … en daarna begonnen we letterlijk tegen de sterren op te naaien tot de dag in de lucht kwam… (Jef Geeraerts: Gangreen 1. Black Venus. 1968)
• Ze sloeg de deur dicht, nam mij in haar armen en zei: ‘Nu gaan we slapen, je mag tussen mijn borsten liggen, dan heb je geen kussen nodig, en je hoeft niet op te staan, nooit meer als je niet wilt, en als je naaien wilt roep ik een meisje, meisjes genoeg, en je naait haar boven op mijn buik.’ (Alfred Kossmann: De vrouwenhaters. 1968)
• Heb z'n wijf nog 's genaaid, fluistert Vic. (Arie B. Hiddema: Dag heer. 1970)
• Je ligt zeker met die kolenboer onder der ogen van de kinderen te naaien, want dat kon je toch zo goed, dat vond je toch zo lekker, die stinkende vette dijen van elkaar te doen zodat ik mijn lul er in kon steken, liefst na iedere maaltijd. (Ik hou van jou. Liefdesbrieven geselecteerd door Eva Hoornik. 1970)
• Moest je me dáárom vragen of ik met jou op een kamertje wou hokken, of ik je naaien wou op het rietme van een lekkende kraan in een nooit gereinigde gootsteen? (Louis Paul Boon: Als het onkruid bloeit. 1972)
• Zij beloeren de dochters van rijke meneren
Brave burger, die het naaien niet onder de zestien mogen leren. (Armand: Beste burger. 1974)
• Naaien 2. (Ver.). Een vrouw bekennen: genaaid staan of liggen. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• ‘Zottin,’ loeide ik, ‘vuile gek… naaien met mijnheer Otto, smeerpijp die je bent.’ (Louis Ferron: Het stierenoffer. 1975)
• 'Zo moeilijk is het niet,' zei Mani, 'voor de ouderen onder jullie ligt het zelfs voor de hand. Het betreft het geslachtsverkeer.' Naaien bedoelt hij zeker, dacht ik. (Sal Santen: Stormvogels. 1976)
• Hoe vaak heb ik vrouwen niet in hun reet genaaid. (Jan Wolkers: De kus. 1977)
• Meiden van veertien jaar die zich door tien jongens op een avond laten naaien. (J.W. Holsbergen: Tussen melk en bitter. 1978)
• ‘Ik wil je naaien, hier en nu,’ had hij geroepen, ‘à bout portant!’ (Willem Brakman: Come-back. 1980)
• En daarna, nog even luisterend waar mijn moeder was, begon ze over die man die teveel van haar wou verlangen, zelfs voorgesteld had om met hem ergens op een kamer te gaan en haar daar eens lekker te naaien. (Louis Paul Boon: Eros en de eenzame man. 1980)
• De koningin - díe zou ik willen naaien! (Margaretha Ferguson: Brief aan niemand. Dagboekfragmenten 1948-1984. Gepubl. 1985)
• 'Godverdomme jongens wat heb ik vanavond een lekkere mokkel genaaid,' zei er een hard. (J.J. Voskuil: Bij nader inzien. 1963. 4de druk 1991)
• ... één derde van de vrouwelijke bevolking naait met de bezetter. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Ze waren inderdaad niet erg gelukkig met hun kinderen. Die lagen al onder het dekzeil van een handkar te naaien met kwartjeshoeren toen ze amper vijftien waren. (Jan Wolkers: Terug naar Oegstgeest. 1965)
• Ik naaide de ene meid na de andere. (Jan Wolkers: Turks fruit. 1969)
• Gottegot, wat heb ik een zin om zo’n lekkere vette negerin te naaien. (Jan Cremer: Made in USA. 1969)
• Hij aait zijn wijf en naait zijn hond. (Rinus Ferdinandusse: De bloedkoralen van de bastaard. 1971)
• Jij naait met Toosje. (Lennaert Nijgh: Tobia of de Ontdekking van het Masturbaat. 1971)
• Daar, in het gras naast de bouwkeet op wielen, lag een jongen woest een meisje te naaien. (Adriaan van Leent: De bisschop van Den Haag. 1971)
• Voor één gulden de man liet ze zich door de jongens, om de beurt, in het kleine wc-tje vlug naaien.... (Haring Arie: Recht voor z’n Raap. 1972)
• Ik vind vrijen fijner dan naaien. Omdat er aan naaien zo duidelijk een eind komt, terwijl het eind van een vrijpartij heel vaak nog naaien kan zijn. (Mischa de Vreede: Een hachelijk bestaan. 1974)
• ‘We liggen net zo lekker te naaien!’ riep het meisje en giechelde. (W.F. Hermans: Onder professoren. 1975)
• Heb jij nooit de behoefte gevoeld een rijk wijf te naaien, Friedolien, zo’n kouwe kikker waar je de brand in steekt? (Louis Ferron: De keisnijder van Fichtenwald. 1976)
• Op m’n eigen bed liet ze zich door hem naaien. (Leon de Winter: Kaplan. 1986)
• Sirius deed zijn lange zwarte haar naar achteren: ‘Ja, gewoon ja.’ Ik heb zelfs met ‘m liggen naaien van de week. (Boudewijn Büch: Links. 1986)
• Alle vrouwen van de wereld naaien, ach en op een dag weet je dat ook, en zolang je mij nog zo in m’n nek kust, en misschien nog op de valreep een nieuw kind maakt... wat heb ik dan te klagen? (Marjan Berk: De kracht van de liefde. 1989)
• De hele Hollandse kolonie naaide er op los, alleen ik stond buitenspel. (Hans Dorrestein: Alle verhalen. 1990)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
• Laat toch zitten man, dat wijf van je ligt allang een of andere Pepito te naaien. (HP/ De Tijd, 20/11/1998)
• ‘Stop ’m er godverdomme in,’ schreeuwde ze toen het haar niet snel genoeg ging, ‘naai me met die schwanz.’ (Rob Schouten: Lusthof. 2002)
• Komt het door Triets? Heb je d'r mogen naaien? (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• Soms, als hij in zijn kamertje in de Vinkenstraat een tijdje wakker ligt, wat hem zelden gebeurt, stelt hij zich de vrouwen voor waar hij de liefde mee heeft bedreven, mee heeft genááid, zoals Jacob dat noemde toen ze schooljongens waren… (Willem van Toorn: Stoom. 2005)
• Het is mijn vrouw. Ze is bij me weg. Ik wil weten wat ze uitspookt. Wie ze ligt te naaien. (Henk van Straten: Kleine stinkerd. 2008)
• Ma was kwaad op pa omdat hij volgens haar twee Koninginnedagen terug dat ‘smerige wijf van Koster had genaaid’. (Christel Jansen: De woonschool. 2012)
• Op Zoute Uitval, een nummer van Extince en een groep bevriende rappers, heeft E-Life het over naaien, seks hebben. Over een van zijn veroveringen zegt hij: ‘Vraag het je nicht! Als een Ethiopiër naai ik haar dicht.’ Erg hiphop om de familie van de jij-persoon, van de andere, tekortschietende rapper erbij te halen: dat geldt als de ultieme belediging. Dit naaien verwijst bovendien naar islamitische vrouwenbesnijdenis, waarbij de schaamlippen soms gedeeltelijk dichtgenaaid worden. (Vivien Waszink: Woord! De taal van nederhop. 2013)
• De ophef rond ‘Alles zoop en naaide’ was een typisch teken des tijds. Aan de ene kant stond Ger Lugtenburg, die de traditionele grenzen van het betamelijke bewaakte, aan de andere kant de dichter Remco Campert, die de lucht opsnoof van de nieuwe vrijheid die inspireerde tot het verleggen van zulke grenzen. (Han van der Horst: De mooiste jaren van Nederland. 2013)
• Een kerel die haar op bed zou smijten, haar polsen boven haar hoofd zou draaien en haar zonder gefriemel met één welgemikte stoot zou naaien. (Roos Schlikker: Huisje boompje beest. 2017)

2) (1967) (inf.) ongunstig behandelen; misbruiken; bedriegen; te grazen nemen; (een maat) erbij lappen. Oorspronkelijk soldatentaal. Vgl. ook: iemand een oor* aannaaien.

• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Riemer Reinsma: Signalement van nieuwe woorden. 1975)
• Men voelde zich bestolen. Men voelde zich bekocht. Men voelde zich genaaid. (Leeuwarder courant, 12/06/1976)
• Zo wordt het medium tot tweemaal toe misbruikt. ('Dubbel genaaid,' zou m'n wat minder kiese buurman zeggen.') (Gerrit Komrij: Horen, zien en zwijgen. 1977)
• (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978)
• Laat je maar lekker naaien door het grootkapitaal. (Hans Koekoek: Liefzijn toegestaan. 1982)
• Als CD-consument moet je constant op je hoede zijn wil je niet op een onprettige manier worden 'genaaid'. (Oor, 07/02/1987)
• Recht? Wat is dat? De Manke heeft hem laatst bij het mondeling gewoon genaaid! (Leon de Winter: De ruimte van Sokolov. 1992)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
• Wij worden het ook wel een keer zat dat onze club continu in de zeik wordt genomen in de media. Wij hebben het gedaan om te shockeren, om de rest van Nederland nou eens een keer terug te naaien. (Nieuwe Revu, 22/03/1995)
• Bovendien meldde het blad dat zij zich genaaid zou voelen door ABN Amro, en dat 'niemand in de Nederlandse beursgeschiedenis beleggers beter naaide dan Brink'. (Vrij Nederland, 12/05/2001)
• Bart grijnsde: ‘Hoe zou jij je voelen als je werd genaaid maar je had geen idee door wie en hoe...’ Toch was hij ervan overtuigd dat Henry wel degelijk wist wie hem bij de neus nam. (Conny Braam: De onweerstaanbare bastaard. 2002)
• Sjaak moest met de bus naar het ziekenhuis, terwijl hij niet meer kon lopen van de pijn. Hij voelde zich goed genaaid. (Stella Braam: Tussen gekken & gajes. Avonturen in de undercover-journalistiek. 2003)
• Nog vóór ze die ronde toren erbij bouwden zat hij al met zijn reet op het goud. Maar hij is toch mooi genaaid. (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• Ik zeg keurig dankjewel terwijl ze me naaien waar ik bij sta. (Wim Kayzer: De Waarnemer. 2005)
• Rogier Proper en Guus Luijters vonden het fllmcontract maar niks, ze keken naar me alsof ik me had laten naaien. (Mensje van Keulen: Alle dagen laat. Dagboek 1976. 2006)
• Dus Nina Brink hing vier uur per dag met een sterrenwichelende junk aan de lijn en hij adviseerde haar tussen twee snuiven door hoe ze het volk moest naaien met de aandelen World Online. (Youp van ’t Hek: Iedereen is eigenaar van iets. 2007)
• Henk Mulder, broer van Jan en columnist van het onvolprezen Dagblad van het Noorden, citeerde eens een schaatsofficial die letterlijk gezegd had: “In de schaatswereld is het naaien of genaaid worden.” (Mels van Driel: Sport en seks. Het spel en de knikkers. 2011)
• Laatst had ik per ongeluk bij Albert Heijn een onecht brood gekocht. Nou, dan voel je je genaaid. (Theodor Holman: Holman liegt. 2014)
• Soms is het leven te vrolijk: in Hilversum is burgemeester Pieter Broertjes in de problemen gekomen omdat hij bij Han Peekel een lintje heeft opgespeld. Dat had niet gemogen omdat Peekel ooit de Belastingdienst heeft genaaid en daarvoor een taakstraf heeft gekregen. (Youp van ’t Hek: Youp voor gevorderden. 2016)
• Kunstenaars onderling die mekaar naaien, wat is dat voor stijl? (Nanne Tepper: De kunst is mijn slagveld. Brieven 1993-2001. 2016)
• Zit ik in de cel, komt er iemand voor mij, blijkt hij me te willen naaien. (Paul Roozendaal en Marleen Hartog: Uit de goot. 2016)
• Alle mensen waar hij eerst goed contact mee had, heeft ie genaaid. (Vico Olling & Martijn Haas: De kouwe ouwe. 2017)

3) (1993) (Den Bosch, Tilburg) hard weglopen. 'Hij naaide d'r uit, toen ie me zag.'

• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
• (Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg & Frans Verbunt: Goedgetold. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol. 2004)

4) (1993) (Den Bosch, Tilburg) slaan, gooien. ‘Hij naaide kwaad de deur toe.’

• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
• (Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg & Frans Verbunt: Goedgetold. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol. 2004)