Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 19-10-2020

knaap

betekenis & definitie

1) (2013) (Tilburg, stud.) aspirant-lid.

• Deze vijf jongemannen naast de burgervader studeerden aan wat tegenwoordig Tilburg University heet en maakten deel uit van de introductiecommissie 1965-1966 van de studentenvereniging. De foto met de burgervader is in september 1965 gemaakt bij het bordes van het Paleis-Raadhuis. De drie op de voorgrond zijn de aspirant-leden - 'knapen' in studentenjargon - waar we het over hadden. (Brabants Dagblad, 30/01/2013)

2) (1669) (meestal verkleinvorm) (sch.) mannelijk geslachtsdeel.

• (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Stamelend en nog nahijgend beloofde ik en ging zitten, terwijl de knaap in mijn broek pijnlijk protesteerde tegen zijn knellende gevangenis. (Peter Langendam: Morgen gebeurt het. 2007)

< >