Wat is de betekenis van naaien?

2024-03-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

naaien

1) (1485, nayen) (plat) geslachtsgemeenschap hebben, neuken. Endt (Bargoens Wdb.) citeert het Antwerps Liedboek (1544): "Och naeien is so goeden dinc. Al zwelt mijn buyexken niet te min. Metten nayekorf gae ick uyte." Verder ook terug te vinden in het werk van Bredero en Hooft. Het woord kreeg in de 20e eeuw meer bekendheid door een gedicht van Re...

2024-03-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

naaien

naaien - Werkwoord 1. (ov) het met behulp van naald en draad maken of herstellen van textiel (bijv. kleding) Zij naaide een nieuwe jurk voor zichzelf. 2. (inerg) (informeel) geslachtsgemeenschap hebben Zij lagen in die kamer te naaien. 3. (ov)...

2024-03-19
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Naaien

Naaien - ongunstig behandelen, te grazen nemen. De dubbele heeft me genaaid voor een brandpiketje. Ook in de betekenis van iemand een oor aannaaien. Een maatje naaien is een collega-soldaat erbij lappen. Zie maatjesnaaier .

2024-03-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

naaien

naaien - regelmatig werkwoord uitspraak: naai-en 1. nadeel bezorgen ♢ ik vertrouw hem nooit meer want hij heeft me genaaid! 2. met naald en draad vervaardigen ♢ ik heb een leuke jurk genaaid...

2024-03-19
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Naaien

Een bezigheid die veel geduld en precisie vereist om een zinvol resultaat te kunnen bereiken. Naait men in een droom een lap op een kapot kledingstuk, dan zal het een of ander in de waaktoestand slechts lapwerk zijn, dat spoedig weer uit elkaar kan vallen. (Zie ook ‘Draad’, ‘Garen’, ‘Naald’, ‘Stoppen’...

2024-03-19
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

naaien

zie moeder.

2024-03-19
Reclame woordenboek

Frans van Lier (1987)

Naaien

Bindprocédé waarbij pagina's of katernen met draad aan elkaar worden gebonden; vooral voor boeken en dikke brochures.

2024-03-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

naaien

naaien - copuleren. In de 16e en 17e eeuw was de beeldspraak veelal minder versleten dan thans (vgl. voor het met naaien samenhangende complex o.a. kousen breien, lappen, stoppen, naald). Op een Hoer, naayende in 't Spin-huys Boere Broeken. Ik die van Boeren wierd genaayd, naay hier nu Boere-broeken; Wierd ik van Kees noch eens genaayl, &rsquo...

2024-03-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Naaien

v., naeije; (met de naald), nuddelje; (naaiwerk verrichten), skroarje; — in, binaeije; slordig aan elkaar —, gearrippe, gearpongje; overhands —, (om)slinge; slordig —, pong(el)je; met ruwe steken aan elkaar —, best(j)e.

2024-03-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Naaien

(naaide, heeft genaaid). 1. door middel van naald en draad iets bewerken: leren naaien en stoppen; met of op de machine naaien; uit naaien gaan; 2. door middel van naald en draad iets vervaardigen: hemden, jurkjes naaien; — zijn naadje naaien, zie Naadje; 3. herstellen met naald en draad: e...

2024-03-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

naaien

naaide, h. genaaid (1 met naald en draad werken; 2 door naaien iets aan, op, in iets anders vastmaken; 3 door naaien iets helen, de delen aan elkaar bevestigen; 4 door naaien iets maken, dat niet bestond als zodanig): 1. leren naaienen breien; 2. goudstukken in de zoom naaien; een knoop aan de jas naaien; 3. een wonde naaien; een boek naaien; 4. ju...

2024-03-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

naaien

('na:iən) (naaide, heeft genaaid) 1. met naald en draad werken: leren -; voor anderen -; uit gaan; met de machine -; aan iets -. ➝ naad. 2. door naaien iets aan, in, op iets anders bevestigen: een knoop aan een jas -; een nieuwe lap in een kleed -. 3. door naaien tot een geheel maken: boeken, een wonde -. 4. door naaien maken: een jurk -; s...

2024-03-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

naaien

(naaide, heeft genaaid), (overg. of abs.) 1. door middel van naald en draad iets bewerken: leren naaien en stoppen; met of op de machine naaien; uit naaien gaan; 2. met naald en draad vervaardigen: hemden, jurkjes naaien; 3. herstellen met naald en draad: een scheur naaien; 4. met naald en draad vasthechten: een knoop aan een jas naaien; een boek...

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Naaien

Naaien (naaide, heeft genaaid), door middel van naald en draad iets bewerken, met de naald vasthechten: hemden naaien; een knoop aan eene jas naaien; (spr.) hij weet zijn naadje wel te naaien, overal voordeel, gewin uit te halen; — uit naaien gaan; — eene wonde naaien, hechten; — (zeew.) met garen, touw of lijn iets vastmaken: e...

2024-03-19
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Naaien

b.w. 1. Met de naald vasthechten. 2. Aanslaan, beleggen. Een blok naaien.