Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-10-2021

merrie

betekenis & definitie

1) (1999) (straattaal) Mercedes. 'Check die merrie': kijk die Mercedes.

• (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999)
• ‘Check die merrie!’ 'Paas een gila!’ 'Taboen jemek.’ 'Ik ga das.’ Onze Taal, mijn favoriete tijdschrift, opent deze maand met een onderzoek naar de straattaal van jongeren in Amsterdam. (De Groene Amsterdammer, 16/06/1999)
• (Vivien Waszink & Laura van Eerten: Kids, koffietjes & comfortzone. Waarom taal soms irritant is. 2018)
• Straattaalwoorden zijn soms verkortingen van bestaande woorden, waar een verkleinwoord van wordt gemaakt, zoals snellie (‘snelweg’) of Merrie (‘Mercedes’). (René Appel: Taalstukken. 2021)

2) (1984) (Friesland, sch.) vrouw; (meer algemeen) vrouw die vaak zin heeft in seks.

• (J. Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Soms vroeg hij zich namelijk wel eens af of zijn zoon zijn zoon wel was, dat bleke sujet dat als een verongelijkte schim door het huis waarde en zich liever, leek af te trekken dan fatsoenlijk de beest uit te hangen. Nee, dan was zijn dochter hem liever, een tochtige merrie, trillend van ontvankelijkheid.(Louis Ferron: Het overspelige gras. 2002)