Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2022

lichte cavalerie

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Barg.) prostituee(s). Reeds bij Harrebomée. In de Vlaamse soldatentaal van de Eerste Wereldoorlog sprak men over een ‘amazone van de lichte cavalerie’ wanneer men een bordeelhoertje of een tippelaarster bedoelde. In het Duitse slang wordt ‘leichte Kavallerie’, ook wel ‘leichte Infanterie’ sinds ca. 1965 gebruikt voor de gezamenlijke straatprostituees.

• lichte kavalderie, spottend voor: lichtekooien. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Die lui van de lichte kavvelerie zijn altijd flauw, 's ochends, 's middags en 's avonds zie je ze haring vrete. (Henri Hartog: Sjofelen. 1904)
• Meitskes van dë lichten tied, van de lichte kavalerij. Bet. Lichtekooien. (C. Breuls: Vademecum handelend over Maastrichtsch dialect. 1914)
• Over wijve gesproken: moet je 's avonds es in de Pijp komen: 'n komplete tippelparade! Een, twee, drie, de lichte cavalerie ... (Jan Mens: Mensen zonder geld, 1939)
• Wij hebben - en dan bedoel ik de dames Van Eesteren, mevrouw Roekoe en ik zelf - die flat zorgvuldig in de gaten gehouden en nu weten we het absoluut zeker: 't is lichte cavalerie. (Simon Carmiggelt: We leven nog. 1963)
• De hele dag op zo'n open bok, dan verlang je als man wel naar iets warms. Vooral wanneer je 'n ouwe liefhebber met 'n dametje van de lichte cavallerie in je bakkie krijgt. (Jan Mens: De kleine waarheid 1964)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• Ze wist niet goed woorden te geven aan de indruk die de foto maakte. Het woord `ordinair', zo vaak door haar moeder gebruikt, schemerde door haar geest en `lichte cavalerie'. (Nelly Heykamp: Schoon van gestalte, 1988)
• Geroutineerde Nimfen der Lichte Cavalerie. (Dirk Dufraing: Rock 'n' Roll, 1989)
• (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)
• Hoe de hele wereld hier door elkaar loopt: lichte cavalerie, bikkers, heikneuters, piepeltjes, russen, flippers, geklofte jongens zoals wij, en jazzvolk natuurlijk; godallejezus veel swingnegers. (Peter Smink: Grand Mal. 2010)
• Tia Papaisidorou weet nog dat een nichtje naar het beroep van de dames informeerde, waarop haar moeder zei: ‘die werken bij de lichte cavalerie.’ (Simon Rozendaal: De winkel van mijn vader. 2011)

2) (1984) (euf.) luizen; ongedierte. Syn.: Bulgaren*; familie*; gezelschap*.

• Hij heeft lichte cavallerie in huis: ongedierte. (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)

3) (1914-1918) (Vlaanderen, sold.) (in de uitdrukking ‘bij de lichte cavallerie gaan liggen’) gaan slapen, zijn bed ingaan. Eigenlijk: bij de luizen kruipen.

• (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)