Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-09-2020

lekker gaan

betekenis & definitie

(1950+) (ook: goed of hard gaan) (inf.) het naar z'n zin hebben. Ook als vraag: 'Gaat ie lekker?'

• Toen de vader 's middags thuis kwam, bevond hij, dat zijn zoon de stoep voor de nachtclub eigenhandig had opengebroken. Met de rechtopgezette trottoirtegels als een beschermend muurtje om zich heen, zat hij in het gemeentezand, schepte zijn wagentje vol en was zó zichtbaar gelukkig, dat mijn vriend alleen maar zei: 'Ga je lekker?' (Simon Carmiggelt: Kraaltjes rijgen. 1958)
• Enfin, eindelijk neemt ze op, ik zeg alleen maar: ga je lekker, meid? en hang meteen op. (Remco Campert: Liefdes Schijnbewegingen. 1963)
• goed (lekker, hard) gaan: het goed hebben, het goed maken (enz.). (Riemer Reinsma: Signalement van nieuwe woorden. 1975)
• Hee, tortelduifjes, gaat-ie lekker? (Ischa Meijer: Een rabbijn in de tropen. 1977)
• ‘Hoi schat, gaat-ie lekker?’ riep Anabel haar toe in het Golfslagbad. (Helga Ruebsamen: Op Scheveningen. 1988)
• Tante bekeek hem grijnzend. ‘Moet je hem weer zien,’ zei ze, ‘ga je lekker?’ (Kees ’t Hart: De neus van Pinokkio. 1990)
• Gaat-ie lekker jongens? Wie zijn er thuis? (Lydia & Niels Rood: Gerecht. 1991)
• Ineens stond John voor me. “Gaat-ie lekker, player?” riep hij. (Saul van Stapele: Witte panters. 2012)
• Hé oma, gaat-ie lekkerrr met je uitgelubberde doos? (Pam Emmerik: Wie het paradijs verdragen kan. 2014)
• Elke keer als ik langsloop, heeft hij een lach, een knik of een vrolijke zin voor me in petto: ‘Gaattie lekker?’ (Johan Goossens: Jongens, ik wil nu toch écht beginnen. 2016)
• Ga je lekker met je eindexamen? (Jacques Klöters: Voorwaarts leven, achterwaarts begrijpen. Mijn journaal. 2016)
• “Hé ouwe zeeschuimer, gaat-ie lekker?” (Adri Burghout: Argwaan op Vlieland. 2018)
• ‘Hee, schoonheid,’ zeg ik tegen haar. ‘Ga je lekker?’ (Martje van der Brug: Zo doen we dat hier. 2018)