lekker gaan
(1950+) (ook: goed of hard gaan) (inf.) het naar z'n zin hebben. Ook als vraag: 'Gaat ie lekker?' • Toen de vader 's middags thuis kwam, bevond hij, dat zijn zoon de stoep voor de nachtclub eigenhandig had opengebroken. Met de rechtopgezette trottoirtegels als een beschermend muurtje om zich heen, zat hij in het gemeentezand, schep...