Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 03-06-2023

kist

betekenis & definitie

1) (1931) (luchtv.) vliegtuig. Vgl. Engels sl. crate.

• Wanneer de kist begint te taxieën, draait ze eerst tegen den wind in. (Marcel J.A. Artz: Achter ronkende motoren. 1932)
• Kist is het voor vliegtuig gebruikelijke woord. Er zijn dus verkeerslasten, militaire kisten, bommenkisten, broodkisten, waterkisten, rotkisten, doodkisten, fijne kisten, ja, sinds de Douglassen zelfs blikke kisten. (Tusschen Grasmat en Stratosfeer. Geïllustreerde luchtvaartencyclopedie voor iedereen. 1936)
• „Junkers-bommenwerper," zegt de artillerist. Daar aan den bosrand beginnen de twee mitrailleurs haast gelijktijdig te vuren., ,Dat uw mensen maar oppassen, kapitein. Ze staan pal in de zon en die kisten hebben een mitrailleur in den staart." (A. Roothaert: De vlam in de pan. 1942)
• Er is bovendien nóg een moeilijkheid, vertelt Igor, namelijk het tevoren aangeven van het terrein waar de piloot zijn ‘kist’ kan neerzetten. (Wim Broos: Henk slaat zijn vleugels uit. 1948)
• Mooi zo, Labordes, Bosch en die kleine Indische jongen Pordon zaten al in de kist. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• ‘Ja, maar een sportvliegtuig kan dat niet doen. Zo'n KLM-vliegtuig blijft rustig een uur of tien of langer in de lucht, maar een sportkistje?’ zei Stunt. (Constant Butner: Sportvliegers rond de wereld. 1958)
• In je kisten, jongens! (K. Norel: Vliegers in het vuur. 1963)
• De kist wordt aan een laatste inspectie onderworpen. Limburgsch dagblad, 06/03/1965)
• Na een mooie vlucht in dit sportkistje, landde ik om elf uur op het veld de "Eendekooi". (A. Van Der Post: Wij vlogen als vogels. 1984)
• ... als de kist lichter wordt door het verbruik van brandstof is het op een zeker moment goedkoper om hoger te gaan vliegen... (Vrij Nederland, 09/11/1985)
• Onze piloot klom weer in zijn kist en riep: ‘Trekken jongens.’ (Chris Schriks: Nondeju! 1986)
• … ik kon de minerale geur van kerosine opsnuiven, de vliegers naar hun “kist” zien lopen met de helm onder de arm en zien “waarvoor ik het deed”. (Gerrit Krol: De oudste jongen. 1998)
• Vliegen in een eigen 'kist' is een kostbare hobby. (Elsevier, 07/08/1999)
• Ik heb mijn motor uitgezet, de kist ongeveer tweehonderd meter laten zakken en een stel bommen uitgegooid (Conny Braam: De onweerstaanbare bastaard. 2002)
• 'Een mooie kist,' zei de verkeersleider die niet was opgestaan, maar nog gewoon in zijn stoel zat. (Martin Bril: Schitterend blauw. Reisverhalen. 2007)
• Een ouwe kist. Nu we het er toch over hebben: wie is ooit op het macabere idee gekomen om een vliegtuig een ‘kist’ te noemen? (Susan Smit: Letterhonger. 2008)
• De reis ging voort. Ik als copiloot in elkaar gekrompen, Mike als vlieger aan de hendels om de kist te vliegen. (Willem de Kleynen: Durf jij nog te vliegen? 2019)

2) (1917) (sold.) (meestal verkleinvorm) schoen; gevechtslaars. 'Kistjes en kastjes dicht' is de schertsende waarschuwingskreet wanneer een soldaat op een kamer komt waarin hij niet is gelegerd.

• De soldatenschoenen zijn befaamd als „kistjes", waartoe de ouderwetsche vorm van lage schoenen wel aanleiding gaf. (Van onzen tijd. Jaargang 18. 1917/ 1918)
• Weet je wat, hij kon nog best even weg blijven, die schoenen van mijnheer Bekkers kwamen heusch wel af hoor, zoo'n vreeselijke haast was daar ook niet bij. Mijnheer had nou toch een paar stevige kistjes. (Marcel J.A. Artz: Achter ronkende motoren. 1932)
• ‘Kom jò,’ zegt de Hannoveraan, ‘trek die kistjes an, dat we verder komen, hier kunnen we niet blijven.' (Jef Last en Harry Wilde: Kruisgang der jeugd. 1939)
• Kistjes: dienstschoenen. (Paul Guermonprez: Praatjes en plaatjes van de soldaatjes. 1939)
• Met een boog worden hem ’n paar dienstschoenen toegeworpen
"Aanpasse die kissies," wordt gecommandeerd. (Leeuwarder Courant, 30/01/1943)
• Zoo, de kistjes aan, puttees om en daar stond meneer gepakt en gezakt voor de spiegel, daar was weer de soldaat van vroeger, een beetje dikker en een beetje slordiger. (Maurits Dekker: De laars op de nek. Roman 1939-1944. Gepubl. 1945)
• Had hij nou zijn soldatenkistjes maar niet verpatst. (Piet Bakker: Cis de Man. 1947)
• Kistjes: schoenen. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972)
• Arthur kijkt naar Hein Biel, die kreunend zijn kistjes aan zijn voeten wrikt. (Maarten ‘t Hart: Ik had een wapenbroeder. 1973)
• Alleen zijn soldatenkistjes staken er lomp en onhandig onderuit. (Jan Wolkers: De Walgvogel. 1974)
• ... zijn met hondestront besmeurde dienstkistjes... (Bouke B. Jagt: De muskietenoorlog. 1976)
• Alle plunje had ik uitgetrokken, had alleen nog kistjes aan en de helm op. (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)
• Bij een militaire dumphandel denkt menigeen aan muffe gevechtspetjes, pukkels, 'kistjes', kaki poncho's en veldkruiken gevuld met bedorven lucht. (A. F. Th. Van der Heijden: Advocaat van de hanen. 1990)
• Dus kochten we ’s middags kistjes in de legerdump en een spijkerbroek met scheuren boven de knie. (Adriaan van Dis: Indische duinen. 1994)
• Er viel weinig te lachen met onze jongens. Zwaar was alles. Het leven, hun lange leren jassen, hun kistjes en hun gedachten. (Saskia Noort: Aan de goede kant van de 30. 2003)
• Ik draag: zwarte kistjes van de legerdump, een spijkerbroek uit een zaak waar ze er twee voor 50 euro verkopen, de naam ben ik vergeten, de verkoopster stonk in elk geval zwaar naar de parfumafdeling van de Hema. (Adriaan Bontebal: Tot hier en niet verder. 2012)
• En maar marcheren in die gloeiende zon, je gezicht verveld en je voeten brandend in je soldatenkissies. (Catalijn Claes: Neem mij zoals ik ben. 2012)

3) (1963) (Barg.) bar; tapkast, buffet: 'achter de kist staan'.

• Want ik ben kastelein en ik sta al achtendertig jaar achter de kist ... (Simon Carmiggelt: We leven nog. 1963)
• ... toen stond hier een beetje zwakke vriendin van me achter de kist ... (Harry Boting: Nog meer jatmous, 1967)
• Ik heb nog nooit lam achter de kist gestaan. (Simon Carmiggelt: Brood voor de vogeltjes. 1974)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• kis, tapkast. Op de kis zitte: zich voornemen met het drinken van sterke drank op te houden, al dan niet uit geldgebrek. Kis, ontstaan uit kist, is een geval van Utrechtse t-wegval. Van Dale geeft als een van de betekenissen van kist. (Barg.) tapkast, bar. (Nicoline Sijs en Joep Kruijsen: Honderd jaar stadstaal. 1999)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 2009)
• De straatventer heeft de conversatie glimlachend aangehoord en staat op. Hij legt twee kwartjes op de kist. “Laat de rest maar zitte.” (Dick Scholten: Betaalde troost. 2018)

4) (1991) (Amsterdam) (stud.) meisje: 'goeie kist': leuk meisje.

• (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991)

5) (19e eeuw) (Barg.) zak.

• (J.L. Voorzanger & J.E. Polak: Het Joodsch in Nederland. Tweede druk. 1915)