Werkwoorden vervoegen
kissen
Tegenwoordige tijd kissen
Ik kis
Jij kist
kis jij?
U kist
Hij/Zij/Het kist
Wij kissen
Jullie kissen
Zij kissen
Verleden tijd van kissen
Ik kiste
Jij/U kiste
Hij/Zij/Het kiste
Wij kisten
Jullie kisten
Zij kisten
Voltooid deelwoord van kissen
gekist
Tegenwoordig deelwoord van kissen
kissend
kisten
Tegenwoordige tijd kissen
Ik kist
Jij kist
kist jij?
U kist
Hij/Zij/Het kist
Wij kisten
Jullie kisten
Zij kisten
Verleden tijd van kissen
Ik kistte
Jij/U kistte
Hij/Zij/Het kistte
Wij kistten
Jullie kistten
Zij kistten
Voltooid deelwoord van kissen
gekist
Tegenwoordig deelwoord van kissen
kistend