Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-09-2020

keuken

betekenis & definitie

(16e eeuw) (euf. of sch.) (vaak verkleinvorm) aars, achterste of vrouwelijk geslachtsdeel. Zie ook: keukentje* witten.

• Keucken(e), kuecken(e), koeckene, cueken(e), coeken, cokene, Achterste; in de onduidelijke (obscene) aanhh. wellicht cunnus (vg. Coekenduere in St 2, 203). Men sal hem haer cuekenen maken heet, Sacr.v.d.N. 678 [3e kw. 15ee.]; De cokene, den blaesbalch, blasende tvier, enz., Leuv. Bijdr. 4, 356 [beg. 16e e.]; Al saechdi tspit duer die coeken trecken om troost te speten wat macht v hinderen, St 2, 170 [vóór 1524] (hic?); Nu leyt hy achter metter keuckenen bloot, crul, Dronckaert 210 [2e kw. 16e e.]; Mi dunct men sou een ey in v kuecken braden, ghistele, Ter. 3, 67 [1555]; Ick gheefs wel hondert pond om een pluvierken en levere den vleespot aen die koeckene, Smenschen gheest 564 [ca 1560?] (hic?). (J.J. Mak: Rhetoricaal glossarium. 1959)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• De onderkant van de rug, beter bekend als de billen of de bilpartij, zitwerk, achterwerk, 'kont' of 'reet', wordt ook wel aangeduid als 'toges, krent, keuken, aars, duiveplat' of gewoon 'billen'. (Spectrum Sex Atlas. Een nieuwe geïllustreerde gids. 1978. Vertaling en bewerking Liselotte de Vaal & Otto M. de Vaal. 1981)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• Keukentje: 'achterste, zitvlak'. Het woord verwijst naar de omstandigheid dat de plaats waar de maaltijd wordt toebereid gewoonlijk aan de achterzijde van het huis is gelegen.(Het vrije volk, 23/04/1990)