Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-09-2020

kansloos

betekenis & definitie

(1991) (jeugd) gezegd van iets vervelends; triest.

• (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991)
• (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991)
• Kijk, voor een student is iets niet goed of leuk, maar prima, dikke prima, relaxed, wreed, chill, vuig, top, ueber-ok of flex. Iets vervelends wordt getypeerd met kansloos, a-relaxed, pauper, zuur, gaar, jeuk hebben, zuigen ('iets zuigt'), ranzig, ruk of triest. (Rotterdams Dagblad, 26/02/2005)
• Kansloos: triest. Bijvoorbeeld: ?ik heb zin in kansloos zuipen?: drinken om het drinken; het licht uit je ogen zuipen? (David Bremmer & Arjen Van Veelen: Studenten-ABC - Mare 01, 6 september 2007)