Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-09-2023

inleveren

betekenis & definitie

(1984) (pol. euf.) letterlijk: (al dan niet verplicht) afgeven, bezorgen; sedert eind jaren zeventig (bij het aantreden van het kabinet Van Agt-Wiegel) ook een eufemisme voor het brengen van offers tijdens een crisisperiode. Meer concreet: in inkomen achteruit gaan, minder geld kunnen uitgeven; bezuinigen. Het lijdend voorwerp wordt hier angstvallig verzwegen. Politici zijn gek op dergelijke nietszeggende termen omdat ze er hun onpopulaire maatregelen mee kunnen verdoezelen.

• Toen hij door de harde wind die recht in zijn gezicht blies eens een kwartier te laat op zijn werk kwam, werd hij met ontslag bedreigd als het nog eens zou gebeuren. En toen de crisis van de dertiger jaren toekneep, moest hij nog een cent per uur „inleveren", zoals dat tegenwoordig zo eufemistisch heet. (Leeuwarder courant, 20/04/1984)
• De bezuinigingen komen nu eenmaal over ons heen. We moeten er als UT samen zien uit te komen. Maar ik neem bij mijn reactie afstand van mijn functie - ik probeer me altijd te verplaatsen in degene die een actie onderneemt. Als ik straks moet inleveren, heb ik natuurlijk wel de smoor in. (Uit Nieuws. Weekblad van de Universiteit Twente, 26/05/1995)
• De apothekers moeten volgend jaar 350 miljoen gulden van hun inkomen inleveren, oplopend tot 425 miljoen in 2002. (De Telegraaf, 08/10/1999)