(1910) (Barg. en med.) vrouwelijk geslachtsdeel: 'een ruim inkomen hebben'. Woordspeling met inkomen, salaris. Het WNT (1910) vermeldt: “ In eene onkiesche woordspeling met de bet. B, 2) wordt van het vrouwelijk schaamdeel, in verbinding met het ww. hebben, wel gesproken als van een groot (of een klein) inkomen.” Endt neemt het woord in deze betekenis op in zijn Bargoens Woordenboek en verwijst nog naar het even dubbelzinnige 'voorkomen', dat in de volkstaal gebruikt wordt voor de vrouwelijke boezem. Vgl. ingang*.
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Speciaal voor ons putten de heren zich uit in gynaecologenjargon: 'Dat was een multi met een bekken als een salon', nog beter: 'met een ruim inkomen.' (Vrij Nederland, 27/08/1983)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• De één heeft een wat uitgerekter inkomen dan de ander. (Jan van Dalen: Sans rancune. 1991)
• Grote tieten, groot lekkers! Groot lekkers? Ja. Sul. Ruim inkomen; lekker glijen. (Boudewijn Büch: Het bedrog. 1993)
• En hier, mijnheer, is Antoinette. Zij komt helemaal uit Parijs en heeft een 'weelderig inkomen' en, zoals u ziet, mooie grote borsten. (Hans Brouns: Zeedijk. Ooggetuigenverslag van een buurtbewoner. 1993)
• Een ruim inkomen hebben: een wijde vagina bezitten. (M.A. van den Broek: Erotisch spreekwoordenboek. 2002)
• creatieve benamingen als ‘de kale pornopoes’, ‘haar kale inkomen’, ‘de kale vlakte’, maar ook ‘het getrimde gazon’ en ‘het gecultiveerde benedenbos’ vinden hier hun oorsprong. (Jeroen Guliker: Niet voor tere zieltjes. 2 2017)
• Zijn slagwerk in jouw inkomen. Zijn schachtenduiker in jouw schacht, miemel, mossel, koffieboon, muis, muts, flamoes, foef, koelie, oester, preut, prut. (Stella Bergsma in De Volkskrant, 19/01/2017)